Het Geloof en de Mens

Opeens zei een spoorbeambte tegen mij: “Geef mij vijf euro, dan zal ik jou zoveel van die bloemen en vruchten geven als je wilt. Anders berokken je jezelf vanwege verwondingen aan je handen honderd euro aan schade. Bovendien zal je bestraft worden, omdat je ze niet mag plukken zonder toestemming.    

 

Uit benauwdheid keek ik vooruit om te zien waar de tunnel zou aflopen. Toen zag ik talrijke gaten in plaats van een tunneluitgang. Er werden mensen uit die lange trein in die gaten geworpen. Een van die gaten met twee grafstenen aan beide uiteinden trok mijn aandacht. Ik keek er nieuwsgierig naar en zag dat op een van die grafstenen met grote letters mijn naam Said was geschreven. ‘O wee’, zei ik, treurig en verbaasd. Plotseling hoorde ik de stem van de man die mij voor de herberg raad had gegeven.

 

Hij vroeg: “Ben je tot bezinning gekomen?”

Ik zei: “Ja, maar het is nu te laat, er is geen uitweg meer.”

Hij zei: “Vraag om vergiffenis en toon je tewekkul.”

Ik zei: “Dat zal ik doen.”

 

Hierop ontwaakte ik uit de denkbeeldige gebeurtenis. Toen besefte ik dat de Oude Said was verdwenen; ik had mezelf als de Nieuwe Said teruggevonden.

 

Moge Allah deze denkbeeldige gebeurtenis zegenen. Ik wil sommige delen ervan interpreteren, de overige delen kunnen jullie zelf invullen.