Het Grootste Teken

De eerste waarheid 

Deze waarheid betreft Zijn absolute godheid.

 

Inderdaad, het feit dat de mens zich met een vorm van aanbidding bezighoudt alsof het vanuit zijn aard voortkomt, dat de natuurlijke diensten van de overige levende wezens, zelfs die van levenloze schepselen, als een soort aanbidding gelden, dat alle soorten van gunsten en genadegaven een middel vormen voor verering en dankbetuiging, welke tot aanbidding leiden, en het feit dat alle berichten vanuit ghayb en spirituele verschijningen, zoals wahy en ilhāmāt, aan ons verkondigen dat er naast Allah geen enkele god bestaat en dat Hij de enige is Die aanbeden dient te worden, bewijzen allemaal op een heel duidelijke en zichtbare wijze dat Zijn godheid absoluut is en alles overheerst.

 

Inderdaad, aangezien er een dergelijke godheid bestaat, is het zeker dat er daaraan geen enkele deelgenoot toegekend kan worden. Immers, degenen die ten opzichte van Zijn godheid, dus omwille van Zijn waardigheid tot aanbidding, hun dankbetuigingen en aanbiddingen tonen, zijn de met bewustzijn begaafde vruchten die zich aan het uiteinde van de boom van het universum bevinden. En het toelaten dat anderen de met bewustzijn begaafde wezens tevredenstellen en hun dankbaarheid tot henzelf laten wenden en ten gevolge daarvan de ware Mabūd laten vergeten, omdat Hij onzichtbaar is en dit aanleiding kan geven om Hem gemakkelijk te vergeten, is in tegenstrijd met de essentie en de heilige bedoelingen van de godheid; Hij zal dit op geen enkel opzicht tolereren.