Het Grootste Teken

Bijvoorbeeld, aangezien een meloen in elk van haar zaadjes samengevat terug te vinden is en aangezien Degene Die dit zaadje schept eveneens de meloen schept en vervolgens met de welgeordendheid, welke vanuit Zijn afzonderlijke kennis voortvloeit, en met de wet, welke vanuit Zijn wijsheid voortkomt, de eigenschappen van die meloen in dat zaadje verzamelt en daaraan vorm geeft, kan zeer zeker niemand en niets anders dan de ene en unieke Bouwmeester van die meloen dat zaadje tot stand brengen.

 

Op precies dezelfde wijze, aangezien met de manifestatie van Zijn barmhartigheid het universum op een boom en een tuin, het aardoppervlak op een fruit en een meloen en de levende wezens en de mens op een zaadje lijken, dient de Schepper en de Heer van het kleinste levende wezen zeer zeker de Schepper van het gehele aardoppervlak en het gehele universum te zijn. 


Kortom: aangezien de fettāhiyya, dus het verlenen van welgeordende vormen aan de schepping vanuit een eenvoudige materie, overduidelijk een bewijs vormt voor Zijn wāhidiyya, zo eveneens vormt de omvangrijke rahmāniyya, dus het absoluut evenwichtig voeden van alle levende schepselen die het aardse leven binnentreden, het laten bereiken van al hun benodigdheden zonder er ook maar één te vergeten en het bereiken van elk van hen afzonderlijk met dezelfde barmhartigheid, op alle plaatsen en op hetzelfde moment, een bewijs voor zowel Zijn wāhidiyya alsmede Zijn ehadiyya binnen Zijn wāhidiyya.