Het Kalifaat in de Islam
Stelling van sjia el-welāyaDe spirituele toestand van degene die hoge spirituele niveaus heeft bereikt.: Na de bijzondere volmaaktheden van Ali (ra) te erkennen, is het onmogelijk om Abu Bakr es-SiddīqEen waarheidsgetrouwe moslim die zijn trouw aan Allah en profeet Muhammed (saw) altijd heeft bewezen. (ra) te verkiezen boven Ali (ra) voor het kalifaat.
Het antwoord: als de persoonlijke volmaaktheden van Abu Bakr es-SiddīqEen waarheidsgetrouwe moslim die zijn trouw aan Allah en profeet Muhammed (saw) altijd heeft bewezen. of Omar el-Farūq aan de ene kant van een weegschaal zouden worden geplaatst, samen met hun prestaties als opvolgers van de profeet tijdens hun kalifaat, en aan de andere kant de persoonlijke voortreffelijke volmaaktheden van Ali (ra), samen met de interne conflicten tijdens zijn kalifaat die voortkwamen uit moeilijke omstandigheden en die hem het mikpunt van kritiek maakten, dan zal uiteraard de schaal van Abu Bakr, Omar of Ez-Zinnūreyn zwaarder wegen. Aangezien de soennieten deze waarheid hebben gezien, hebben ze hen de voorkeur gegeven.
Bovendien, zoals bewezen wordt in de Twaalfde en Vierentwintigste Woorden, is het niveau van profeetschap in vergelijking met welaya zo hoog, dat een minieme verschijning van profeetschap een grote verschijning van welaya overschittert. Vanuit dit oogpunt heeft Allah aan Abu Bakr es-SiddīqEen waarheidsgetrouwe moslim die zijn trouw aan Allah en profeet Muhammed (saw) altijd heeft bewezen. of Omar al-Farūq een groter aandeel verleend in de erfenis van profeetschap en in het implementeren van de profetische grondwetten. De successen die ze tijdens hun kalifaat behaalden, dienen als bewijs ervoor onder de soennieten. Aangezien de persoonlijke volmaaktheden van Ali (ra) dat grotere aandeel in de erfenis van profeetschap niet terzijde schoven, trad hij op als Sheykhul-IslamDe geleerde van de islam; een autoriteit voor religieuze aangelegenheden binnen een islamitische staat of gemeenschap. voor Abu Bakr en Omar, de twee eerbiedwaardige kaliefen, in de tijd van hun kalifaat, en respecteerde hij hen. Hoe kunnen de soennieten, die juist zijn in hun opvattingen en Ali (ra) liefhebben en vereren, geen liefde en eerbied hebben voor Abu Bakr en Omar, die hij oprecht liefhad en respecteerde?