Het Geloof en de Mens
Kortom: ten opzichte van zijn destructieve en onheilzame kant en vanwege zijn nafs-i emmāraEen aspect van de ziel dat de kwaadaardige eigenschappen van een mens in zich herbergt. kan de mens grenzeloze misdaden begaan. Ten opzichte van zijn constructieve en heilzame kant daarentegen is zijn vermogen uiterst zwak en beperkt. Hij kan een huis bijvoorbeeld in één dag verwoesten, terwijl hij het nog in geen honderd dagen kan opbouwen. Indien hij zijn egocentrische instelling opgeeft, al het goede en alle constructieve resultaten van Allah wenst, zich van het kwaad, van afbraak en van zelfvertrouwen afwendt, (vanwege zijn zondes) berouw toont en een gehoorzame dienaar (van Allah) wordt, dan wordt hij vereerd met de betekenis van het vers
يُبَدِّلُ اللّٰهُ سَيِّئَاتِهِمْ حَسَنَاتٍ Voor diegenen verandert Allah hun slechte daden in goede daden. – De Koran 25:70
Zijn onbeperkte potentie tot onheil verandert dan in onbeperkte potentie tot heil. Hij neemt dan de waardigheid van ahsen-i taqwīmHet in de beste gedaante, zowel uiterlijk als innerlijk, met de meest waardevolle eigenschappen geschapen zijn, dat het hoogste niveau van al het geschapene inhoudt. aan en stijgt naar alā-yi illiyyīnDe hoogste hoogten, de verhevenste der verhevenen..
O onachtzame mens! Aanschouw de genade en vrijgevigheid van Allah met de volgende uitleg.
Hoewel het rechtvaardig zou zijn om voor één enkele slechte daad duizend slechte daden te registreren, en één goede daad als één daad of helemaal niet te noteren, schrijft Hij voor één slechte daad slechts één slechte daad op, en voor één goede daad daarentegen tien, soms zeventig, soms zevenhonderd en soms zelfs zevenduizend goede daden. Bovendien dien je te begrijpen aan de hand van deze uitleg dat het belanden in de vreselijke hel puur rechtvaardig en het gevolg van jouw slechte daden is, en dat het paradijs binnentreden daarentegen alleen op de genade van Allah berust.