Het Gebed

De andere dienaar was onverstandig en losbandig. Hij verspilde tot aan het station drieëntwintig van zijn goudstukken aan zinloze zaken zoals gokken, en hield nog maar één goudstuk over. Zijn vriend zei tegen hem: “Wees verstandig en besteed dat ene goudstuk aan een ticket, opdat je die lange weg niet te voet en zonder proviand hoeft af te leggen. Bovendien is onze heer zeer vrijgevig. Wellicht zal hij je genade tonen en je fouten vergeven. Ook jij zal in het vliegtuig toegelaten worden. Zo kunnen we binnen één dag onze bestemming bereiken. Anders zal je genoodzaakt zijn om twee maanden eenzaam, te voet en zonder proviand door de woestijn te reizen.” Indien nu deze man vanwege zijn koppigheid dat ene goudstuk niet aan een ticket, dat als sleutel tot een schat dient, maar voor kortstondig plezier aan ongeoorloofde genietingen zou besteden, zou dan zelfs de meest dwaze persoon niet begrijpen hoe onverstandig en nadelig hij handelt?

 

Welnu, o jij die het gebed niet verricht en o mijn nefs die van het bidden niet houdt! Weet dat die heerser onze Schepper is. Eén van die twee dienaren vertegenwoordigt de vrome mensen die met enthousiasme het gebed verrichten, de andere symboliseert de onachtzame mensen die het gebed nalaten. Die vierentwintig goudstukken zijn de vierentwintig uren van een dag. Dat bijzondere landhuis symboliseert het paradijs. Dat station is het graf. Die reis naar het landhuis is de reis van de mens die via het graf en de wederopstanding naar de eeuwigheid loopt. Naargelang de verrichte daden en de graad van hun taqwā kunnen mensen die lange reis op verschillende manieren afleggen. Sommige vromen kunnen als de bliksem een afstand van duizend jaar in één dag afleggen. En sommigen ervan kunnen zo snel als het inbeeldingsvermogen een afstand van vijftigduizend jaar in één dag afleggen. De roemrijke Koran verwijst met twee verzen naar deze waarheid.