Debat met Duivel
Ten vierde: indien men de Koran – die met zijn waarachtige, oprechte en zuivere waarheden als leidraad dient voor de asfiyāDe ware onderzoeker en de ware geleerde te midden van de ewliyāDegene die de tevredenheid van Allah opzoekt en hoge spirituele niveaus bereikt door middel van aanbidding en gehoorzaamheid.’s.’s, siddīqīnWaarheidsgetrouwe moslims die hun trouw aan Allah en profeet Muhammed (saw) altijd hebben bewezen. en aqtab, en die voortdurend aan de volmaakte mensen de waarheid, de gerechtigheid, de eerlijkheid, de waarheidsgetrouwheid, de vertrouwelijkheid en de zekerheid onderwijst, en die de gelukzaligheid in beide werelden via de geloofswaarheden en de principes van de Islam verleent – als het woord van de mens beschouwt, dan dient men aan te nemen dat hij een verzinsel, een vervalsing en een verzameling vol leugens is waarvoor zelfs de sofisten en de duivels zich zouden schamen. Ze zouden nooit zoiets trachten te doen, omdat het bovendien nog een afschuwelijke koortswaan van ongeloof zou inhouden. In geen enkel geval!
En bovendien dient er dan eveneens aangenomen te worden dat de verkondiger (saw) ervan – die volgens de getuigenis van het geloof en de shariaDe islamitische wetgeving die voortkomt uit de verzen van de Kuran en de handelingen en de spreuken van profeet Muhammed (saw). welke hij heeft geopenbaard, volgens de getuigenis van zijn buitengewone taqwāGodsvrees; jezelf onthouden van alle soorten zonden en jezelf houden aan alle verplichtingen die door Allah zijn bevolen. en zijn oprechte dienaarschap welke hij heeft getoond, volgens de vereiste van zijn goede zeden welke door iedereen is erkend, en volgens de bevestigingen van de waarheidsgetrouwe en gezegende mensen welke door hem zijn onderricht de meest gelovige, standvastige, betrouwbare en trouwe persoon is – als de meest ongelovige, onbetrouwbare, niet godvrezende en bedriegende persoon is. In geen enkel geval! Dit vooronderstel brengt een onmogelijkheid in haar allerhatelijkste en afschuwelijkste vorm naar voren, wat een duistere en volledig onterechte vergissing is.
Kortom: zoals vermeld in de achttiende verwijzing van De Negentiende Brief, zijn zelfs ondeskundige mensen ervan overtuigd, alleen al door het luisteren naar een recitatie van de Koran waarvan ze nauwelijks de betekenis begrijpen, dat de tekst van de Koran op geen enkel ander boek lijkt. Ze zeggen: “De Koran vertoont, vergeleken met alle andere boeken die we hebben gehoord, geen enkele vorm van gelijkenis.” In overeenstemming hiermee bevindt de waarde van de Koran zich ofwel beneden hen allen ofwel boven hen allen. Aangezien het echter onmogelijk is dat hij zich beneden hen allen bevindt, kan geen enkele tegenstander, zelfs niet de duivel, dit accepteren. Dus, de Koran bevindt zich verheven boven alle andere boeken; hij is een wonder.