De Wonderen van Muhammed (saw)

Op een keer werden in Medina laat in de nacht geruchten verspreid dat buiten rondom de stad de vijand klaarstond voor een verrassingsaanval. De dappere ruiters bestegen hun paarden en reden naar buiten om te zien of de geruchten juist waren. Onderweg bemerkten ze in het duister een gedaante die zijn paard in hun richting leidde. Toen hij dichterbij kwam, zagen ze dat het Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām was. En hij stelde hen gerust: “Er is niets aan de hand, alles is in orde.” Hij had het paard van Ebu Talha bestegen en was met zijn ongeëvenaarde dapperheid voor allen vooruitgereden teneinde de waarheid omtrent de geruchten te achterhalen en was na zijn patrouille weer teruggekeerd. Toen zei hij (saw) tegen Ebu Talha:

وَجَدْتُ فَرَسَكَ بَحْرًا

“Jouw paard is heel snel en kent geen enkele aarzeling.” Het paard van Ebu Talha was echter een armoedige knol en zo traag als een werkpaard. Na die nacht kon niettemin geen enkel paard zich meer meten met de snelheid van het paard van Ebu Talha. 

 

En volgens een sahīh overlevering wordt vermeld dat Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām gedurende een reis zijn paard halt had toegeroepen, teneinde het gebed te kunnen verrichten. Daarop was het paard onmiddellijk blijven staan en tot de profeet klaar was met het gebed had hij geen enkele spier meer verroerd.

 

De vijfde soort gebeurtenis: Sefine, een bediende van Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām, had het bevel van de profeet gekregen om naar Mu‘āz ibn Djebel, de gouverneur van Jemen, te gaan. Onderweg kwam hij een leeuw tegen. Sefine sprak tot de leeuw: “Ik ben een bediende van Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām.” Toen wendde de leeuw zich van hem af, gaf weliswaar nog een brul maar liet hem verder ongemoeid. Bovendien wordt ook via een andere keten vermeld dat Sefine op de terugweg verdwaald was en een leeuw tegenkwam. Deze leeuw liet hem ongehinderd verder gaan en heeft hem zelfs de weg gewezen. 

 

Ook wordt door Omar (ra) bericht dat een bedoeïen met een hagedis in zijn hand naar Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām kwam. Hij zei: “Als deze hagedis voor jou de geloofsgetuigenis aflegt, zal ik voor jou mijn geloof bekennen. In andere geval niet.” Toen vroeg Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām het reptiel om de getuigenis af te leggen. Hierop legde de hagedis met een duidelijke en heldere stem voor hem de getuigenis van zijn profeetschap af.

 

Bovendien bericht Ummu Seleme, de moeder der gelovigen, dat een gazelle met Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām heeft gesproken en voor hem getuigenis van zijn profeetschap heeft afgelegd.