De Wonderen van Muhammed (saw)

Indien dus nu de levenloze lichamen zijn profeetschap bevestigen en de levenden deze daarentegen niet bevestigen, dan zijn toch deze gewetenloze levenden levenlozer dan de overledenen. 

 

Echter, de verschijning en de dienstbaarheid van de engelen aan Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām en de gehoorzaamheid en de geloofsbetuiging van de djinns aan hem (saw) zijn van mutewātir. Deze worden ook in vele verzen van de Koran weergegeven en beschreven. Zoals het in de Koran vaststaat, hebben vijfduizend engelen gedurende de slag van Bedr vooraan in het front, tezamen met de ashāb, Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām gediend. Zoals de ashāb van Bedr hebben zelfs deze engelen, te midden van de overige engelen, de eretitel “Ashāb-i Bedr” verkregen.

 

In dit opzicht dienen twee aspecten in beschouwing genomen te worden.

 

Het eerste aspect: in Het Negenentwintigste Woord hebben wij duidelijk bewezen, zoals twee maal twee vier is, dat het bestaan van engelen en van djinns even zeker is als het bestaan van dieren en van mensen, en ook dat zij met ons in verbinding staan. Hierdoor laten we de behandeling van dit aspect over aan dit Woord. 

 

Het tweede aspect: sommigen uit de umma hebben ter ere van Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām en ten gevolge van zijn (saw) wonderen engelen en djinns waargenomen en met hen gesproken. Grote hadithgeleerden, in het bijzonder Bukhārī en Imam Muslim, vermelden in wederzijdse overeenstemming dat een keer Djibrīl (as) geheel wit gekleed in mensen gedaante was verschenen. Terwijl Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām zich te midden van zijn ashāb bevond, benaderde hij hem en vroeg:

مَا اْلاِسْلاَمُ وَمَا اْلاِيمَانُ وَمَا اْلاِحْسَانُ

“Wat is de Islam? Wat is de īmān? Wat is weldadigheid?” Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām verklaarde het hem. De aldaar aanwezige gemeenschap van ashāb kreeg naast een waardevolle les ook de mogelijkheid om hem zeer duidelijk te zien. En hoewel hij een reiziger scheen te zijn, viel er geen enkel teken van een afgelegde reis bij hem te bespeuren. Nadat zijn vragen waren beantwoord, stond hij op en verdween plotseling. Hierop zei Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām: “Dat was Djibrīl. Hij handelde zo om jullie te onderwijzen.”