De Wonderen van Muhammed (saw)

Volgens een betrouwbare overlevering, die op mānewī tewātur berust, vermelden grote hadithgeleerden dat de ashāb Djibrīl (as) menigmaal in de gedaante van Dihye (ra) in de nabijheid van Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām hebben gezien. Evenzo wordt vanuit een zeer betrouwbare bron vermeld dat Omar (ra), Ibn Abbās (ra), Osāme ibn Zeyd (ra), Hāris (ra), Aishe-i Siddīqa (ra) en Ummu Seleme (ra) het volgende hebben bericht: “Wij zien Djibrīl vaak aan de zijde van Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām in de gedaante van Dihye.” 

 

Waarlijk, is het überhaupt mogelijk dat deze mensen beweren iets gezien te hebben wat ze niet gezien zouden hebben?

 

Volgens een betrouwbare overlevering wordt vermeld dat Sa’d ibn Ebī Waqqās, een van de ashere-i mubeshshirīn en evenzo de veroveraar van Perzië, het volgende heeft verteld: “Tijdens de slag van Uhud hebben wij aan beide zijden van Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām twee gedaanten in witte gewaden, als beschermers, als schildwachten waargenomen. En het was duidelijk voor ons dat zij twee engelen waren. We kwamen tot de overtuiging dat ze Djibrīl en Mikaīl waren.” 

 

Is het überhaupt mogelijk dat deze held van de Islam iets beweert gezien te hebben wat hij daadwerkelijk niet gezien zou hebben?

 

En volgens een sahīh overlevering wordt vermeld dat Ebu Sufyān ibn Hāris ibn Abdulmuttalib, de neef van de profeet, het volgende heeft verteld: “Wij hebben tijdens de slag van Bedr tussen hemel en aarde ruiters in witte gewaden gezien.”

 

Bovendien verzocht Hamza (ra) Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām een keer het volgende: “Ik wil Djibrīl heel graag zien.” Hierop liet de profeet aan Hamza bij de Kaba Djibrīl zien. Echter kon Hamza (ra) de aanblik niet verdragen, verloor het bewustzijn en viel van verbijstering neer. 

 

Dergelijke gebeurtenissen, waarbij engelen zichtbaar werden, zijn talrijk. Echter, al deze gebeurtenissen vormen een soort wonder van Ahmed (saw) en bewijzen dat door het licht van zijn profeetschap zelfs engelen als nachtvlinders worden aangetrokken. Wat daarentegen de djinns betreft bestaan er vele gebeurtenissen waarbij niet alleen de ashāb hen gezien en met hen gesproken hebben, maar zelfs andere mensen uit de umma zijn met velen van hen in contact gekomen. 

 

Volgens een sahīh en qat-i overlevering vermelden grote hadithgeleerden dat ibn Mes’ūd het volgende heeft verteld: “In het gebied genaamd Batn-i Nahl heb ik ’s nachts een keer de bekering van de djinns gezien. Ze leken op de lange ras binnen de stam Soedan, dat men Zūt noemt.”