De Wonderen van Muhammed (saw)

Inderdaad, toen Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām de Islam in openbaar begon te verkondigen, sprak hij niet alleen één groepering, één stam of enkele leiders of een bijzondere religie aan, veeleer daagde hij alle leiders en alle geloofsgemeenschappen uit. Hoewel zijn oom zijn grootste vijand was en ook zijn stam en zijn volk hem vijandig waren gezind, kon hij niettemin na drieëntwintig jaar zonder lijfwachten en bewakers, zonder maatregelen tot zijn bescherming of beschermer, en ondanks het feit dat hij menigmaal aan aanslagen werd blootgesteld, in volledige tevredenheid op zijn rustbed sterven en omhoogstijgen naar het hof van Allah. Hiermee is het zonneklaar duidelijk dat het vers

وَاللّٰهُ يَعْصِمُكَ مِنَ النَّاسِ

de krachtige waarheid verkondigt dat hij zowel fysisch als spiritueel beschermd wordt; dit heeft voor hem (saw) als steunpunt gediend.

 

Ter illustratie zullen wij slechts enkele gebeurtenissen, die authentiek zijn overgeleverd, als voorbeelden van deze bescherming noemen.

 

De eerste gebeurtenis: biografen van de profeet en grote hadithgeleerden vermelden unaniem dat de leiders van de stam Quraish met elkaar hadden afgesproken om Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām te vermoorden. Op aandringen van een duivel, die in mensengedaante was verschenen, kozen zij uit elke stam tenminste één persoon daarvoor uit, opdat nadien binnen de Quraish geen tweedracht en geen meningsverschillen zouden ontstaan. In totaal betrof het hier ongeveer tweehonderd mannen. Onder leiding van Ebu Djehl en Ebu Leheb trokken zij op naar het gezegende huis van Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām om voor een verrassingsaanval het te omsingelen. Op dat moment bevond Ali (ra) naast Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām. Tot hem sprak hij (saw): “Slaap deze nacht op mijn bed.” Vervolgens wachtte Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām tot zij dichtbij waren gekomen en zijn huis volledig hadden omsingeld. Pas toen trad hij (saw) naar buiten en wierp een beetje aarde over hen heen, waarop niemand hem zag en hij hen onopgemerkt voorbij kon lopen. In de grot van Hira werden vervolgens twee duiven en een spin bewakers voor hem en verleenden hem bescherming tegen alle Quraishieten.