De Wonderen van Muhammed (saw)
Bovendien hebben bekende joodse geleerden en bekende christelijke geestelijken, die in de oude hemelse geschriften de eigenschappen van Muhammed (saw) hebben aangetroffen, hun koppigheden opgegeven en het geloof aangenomen. Vervolgens hebben zij hun lezers op deze eigenschappen van hem (saw) in de Thora en in het Evangelie opmerkzaam gemaakt en op die wijze de joodse en christelijke geleerden tot verstommen gebracht. Te midden van hen bevonden zich de bekende personen als Abdullah ibn Selām, Wehab ibn Munebbih, Ebu Yāsir, Esid, Sa’lebe en Sjāmul. Maar Sjāmul, die in de tijd van de Jemenitische koning Tubba’ leefde, nam zoals Tubba’ het geloof aan nog voordat de profeetschap van Muhammed (saw) was begonnen en zonder hem te hebben gezien.
En over Esid en Sa’lebe, de beide zonen van Sāye, is het volgende overgeleverd:
Een vrome persoon genaamd ibn Hayeben was nog voor de profeetschap van Muhammed (saw) een keer als gast op bezoek gegaan bij de stam Benī Nadr. Daar verkondigde ibn Hayeben
en kort daarna stierf hij. En later, toen deze stam tegen Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt WesselāmVrede zij met jullieDe Eerbiedwaardige Boodschapper (saw). streed, traden de beide zonen van Sāye, Esid en Sa’lebe, naar voren en riepen tegen hun stam
وَاللّٰهِ هُوَ الَّذِى عَهِدَ اِلَيْكُمْ فِيهِ اِبْنُ هَيَبَانَ
“Bij Allah! Dit is degene wiens komst ibn Hayaban heeft bericht. Strijd niet tegen hem!” De stamleden van Banī Nadr gaven echter geen gehoor aan hun oproep en streden met hem, en hebben zo het onheil over zichzelf afgeroepen.
Bovendien hebben joodse geleerden zoals ibn Bunyamin, Mukhayriq en Qāb-i Akhbar, nadat zij in hun geschriften de kenmerken van de profeet hadden ontdekt, het geloof aangenomen; zij hebben eveneens de anderen die het geloof niet hadden aangenomen, tot verstommen gebracht.
De reeds genoemde bekende christelijke geleerde monnik Bahīra kwam met Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt WesselāmVrede zij met jullieDe Eerbiedwaardige Boodschapper (saw). in aanraking toen hij (saw) op twaalfjarige leeftijd met zijn oom onderweg naar Damascus was. En ter wille van hem (saw) had de monnik Bahīra de Quraishieten voor een maaltijd uitgenodigd. Toen zij aan tafel zaten, bemerkte hij dat een wolk, die de karavaan van de Quraishieten schaduw verleende, daar gebleven was en nog boven de karavaan zweefde. Toen de wolk bleef hangen, realiseerde hij zich dat degene die hij zocht nog achtergebleven was. En hij zond iemand om hem (saw) op te halen. Hierna zei hij tegen Ebu Tālib, de oom van Muhammed (saw): “Keer terug naar Mekka! De joden zijn zeer afgunstig. In de Thora worden verwijzingen naar zijn eigenschappen vermeld. Indien ze hem herkennen, zullen ze hem verraden!”