De Wonderen van Muhammed (saw)

Het eerste punt 

 

Hoewel de uitermate sterke koppigheid van de ongelovigen in dat gebied een historisch geboekstaafd feit was en de Koran deze gebeurtenis met de uitdrukking 

وَانْشَقَّ الْقَمَرُ

aan de gehele wereld verkondigde, werd deze verkondiging door geen enkele ongelovige, die de Koran ontkende, verloochend. Dus niemand bestreed of ontkende de gebeurtenis toen de aankondiging daarvan werd gemaakt. Indien toentertijd deze gebeurtenis voor de ongelovigen daadwerkelijk aanvechtbaar geweest zou zijn, dan zouden zij dit vers aangegrepen hebben om met alle macht daartegen te protesteren, een aanval tegen de profeet beraamd hebben en zich ingezet hebben om zijn aanspraak op de profeetschap nietig te verklaren. Niettemin hebben in dat opzicht noch de geschiedenis noch de biografieën van de profeet, van de zijde van de ongelovigen, ergens een ontkenning met betrekking tot dit voorval genoemd of zelfs gesuggereerd. Alleen datgene zoals het vermeld wordt in het vers

وَيَقُولُوا سِحْرٌ مُسْتَمِرٌّ

 is datgene wat ook de geschiedenis beschrijft. Namelijk de ongelovigen die dit wonder hebben waargenomen, noemden het magie en zeiden: “Hij heeft een vorm van magie tegen ons gebruikt. Als reiskaravanen en stammen uit andere streken dit ook hebben waargenomen, dan is het een feit. In andere geval is het magie.” Echter, de volgende ochtend arriveerden karavanen uit Jemen en andere gebieden in Mekka en deelden mede dat zij het ook hadden gezien. Vervolgens zeiden de ongelovigen over ‘de trots van het universum (saw)’: “De magie van de wees van Ebu Tālib heeft zich tot de hemel uitgebreid.”

 

Het tweede punt

 

Velen van de grote muhaqqiqīn, zoals Sadeddīn-i Taftazanī, hebben het volgende gezegd: “Het uiteensplijten van de maan is mutewātir evenals het stromen van water uit de vingers van de profeet waarmee de dorst van een geheel leger werd gelest en evenals het wonder met betrekking tot de uitgedroogde boomstronk, die vanwege de scheiding van Ahmed (saw) weende.”

 

Deze gebeurtenis werd dus door een zodanige gemeenschap van generatie op generatie overgeleverd, waarbij het absoluut ondenkbaar is dat hun overeenstemming hierover op een leugen zou kunnen berusten.