De Wonderen van Muhammed (saw)

Volgens de bron van Burayde ibn Sāhib el-Eslemī vermelden sahīh overleveringen dat Burayde (ra) het volgende heeft verteld: 

 

Toen wij eenmaal samen met Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām waren, werden we benaderd door een bedoeïen. Hij wenste een teken, oftewel een wonder. Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām zei hierop:

قُلْ لِتِلْكَ الشَّجَرَةِ رَسُولُ اللّٰهِ يَدْعُوكِ

En hij (saw) wees naar de boom. De boom bewoog, zwalkte naar links en naar rechts, trok haar wortels uit de aarde, begaf zich in de richting van de profeet en zei tegen hem (saw): 

       اَلسَّلَامُ عَلَيْكَ يَا رَسُولَ اللّٰهِ    

Toen zei de bedoeïen: “Laat de boom weer terug naar haar plaats gaan.” De profeet gaf een bevel en de boom begaf zich terug naar haar plaats. Hierop zei de bedoeïen: “Sta mij toe om voor jou sudjūd te verrichten!” De profeet reageerde: “Dat is aan niemand toegestaan!” De bedoeïen zei: “Sta mij dan toe om jouw handen en voeten te kussen.” En dit stond de profeet hem toe. 

 

Het derde voorbeeld

 

De Kutūb-u Sahīha, in het bijzonder Sahīh-i Muslim, vermelden dat Djābir (ra) het volgende heeft verteld:

 

Op een keer bevonden wij ons met Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām op reis. Hij zocht een plaats waar hij zijn behoefte kon doen. Er was echter hiertoe geen enkele afgezonderde plek te bekennen. Hierop liep hij naar twee bomen en trok aan een tak van de ene. De boom gehoorzaamde hem en liep met hem mee. Hij bracht deze boom naar de andere boom. Zoals een tamme kameel met de teugels wordt geleid, zo bracht hij de beide bomen bij elkaar. Toen sprak hij tegen hen:

اِلْتَئِمَا عَلَىَّ بِاِذْنِ اللّٰهِ