De Wonderen van Muhammed (saw)

Het zevende voorbeeld

 

Volgens sahīh overlevering vermelden de muhaddisīn dat Ibn Mes’ūd het volgende heeft gezegd: 

 

In een plaats genaamd Batn-i Nahl berichtte een boom aan Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām dat de djinns van Nusaybin waren aangekomen om zich tot de Islam te bekeren. Bovendien levert Imam Mudjāhid omtrent deze gebeurtenis van Ibn Mes’ūd over dat de djinns om een bewijs verzochten. Daarop vorderde Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām een boom zich van haar plaats los te maken, naar hem toe te komen en weer terug naar haar plaats te gaan.

 

Voorwaar, voor deze groep van djinns was dus één enkel wonder toereikend. Indien men na het vernemen van duizenden dergelijke wonderen niet tot het geloof komt, zou hij dan soms nog niet duivelser zijn dan de duivels, zoals de djinns hen als volgt beschrijven:

يَقُولُ سَفِيهُنَا عَلَى اللهِ شَطَطًا

 

Het achtste voorbeeld

 

Volgens een sahīh overlevering vermeldt ‘Sahīh-i Tirmidī’ dat Ibn Abbās (ra) het volgende heeft verteld:

 

Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām zei op een keer tegen een bedoeïen:

اَرَاَيْتَ اِنْ دَعَوْتُ هٰذَا الْعِذْقَ مِنْ هٰذِهِ النَّخْلَةِ اَتَشْهَدُ اَنّٖى رَسُولُ اللّٰهِ؟

“Als die tak van die boom op mijn verzoek naar mij toekomt, zal je dan geloven dat ik de boodschapper van Allah ben?” De bedoeïen antwoordde met ‘ja’. Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām riep de tak. Hierop maakte deze zich los van de boomkroon en kwam vervolgens naar de profeet toe. Daarna keerde de tak op bevel van de profeet weer terug naar haar plaats.”

 

Inderdaad, evenals de hierboven vermelde acht voorbeelden bestaan er nog vele identieke voorbeelden, die vanuit diverse bronnen aan ons zijn overgeleverd. Het is immers bekend dat zeven à acht om elkaar gewikkelde touwen een sterk koord vormen. Dientengevolge zijn zulke wonderen met betrekking tot bomen, welke door de meest bekende en trouwhartige ashāb via zulke uiteenlopende bronnen zijn overgeleverd, even bewijskrachtig als mānewī tewātur of kunnen zelfs als tewātur worden beschouwd. Zodra de ehadith door de ashāb aan de tābiīn worden overgedragen, verkrijgen deze inderdaad de vorm van tewātur