De Wonderen van Muhammed (saw)

Terwijl wij met Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām een gezamenlijke maaltijd nuttigden, hoorden we hoe het voedsel Allah ging verheerlijken.

 

Het tweede voorbeeld

 

De Kutūb-u Sahīha vermelden, volgens een sahīh overlevering, van Enes (ra) en Ebu Zer (ra) dat Enes, een bediende van de profeet, het volgende heeft gezegd:

 

We bevonden ons naast Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām. Hij nam een paar steentjes in zijn hand. Plotseling begonnen deze steentjes in zijn gezegende hand Allah te prijzen en te verheerlijken. Vervolgens legde hij deze in de hand van Ebu Bekr-i Siddīq en ook in zijn hand verheerlijkten de steentjes Allah. Ebu Zer el-Gifārī (ra) heeft, volgens de overdrachtsketen die met hem begint, gezegd dat de profeet vervolgens de steentjes in de hand van Omar (ra) heeft gelegd, waarop de steentjes ook in zijn hand Allah verheerlijkten. Toen hij (saw) deze steentjes van Omar (ra) afnam en op de aarde legde, stopten ze met het verheerlijken. Toen pakte hij (saw) de steentjes weer op en legde deze in de hand van Osman (ra), waarop ze nogmaals Allah begonnen te verheerlijken. Tenslotte berichten Enes (ra) en Ebu Zer (ra) dat hij (saw) deze in hun handen legde, waarop ze stopten met het verheerlijken van Allah.

 

Het derde voorbeeld

 

Volgens een sahīh overlevering staat het vast dat Ali (ra), Djābir (ra) en Aishe-i Siddīqa (ra) verteld hebben dat stenen en rotsen tegen Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām het volgende hebben gezegd:

اَلسَّلاَمُ عَلَيْكَ يَارَسُولَ الله

 

Ali (ra) heeft, volgens de overdrachtsketen die met hem begint, gezegd dat wanneer zij met de eerbiedwaardige boodschapper in de vroegste dagen van zijn profeetschap in de omstreken van Mekka rondtrokken, de bomen en de stenen die zij voorbijkwamen

اَلسَّلاَمُ عَلَيْكَ يَارَسُولَ الله

 zeiden.