De Wonderen van Muhammed (saw)

Toen droeg Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām Djābir op: “Breng de gehele oogst naar binnen en breng deze bijeen.” Nadat de oogst was bijeengebracht, bezichtigde Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām het en verrichtte een smeekbede. Vervolgens betaalde Djābir met die oogst de volledige schuld van zijn vader af en achteraf bleef er nog evenveel oogst als de oogst van een jaar over. Volgens een andere overlevering bleef er zelfs nog evenveel oogst over als de volledige aflossing van de schuld. Over deze gebeurtenis waren de joodse schuldeisers enorm verwonderd en totaal verbaasd. 

 

Voorwaar, dit duidelijke wonder met betrekking tot zegenrijkheid is niet slechts een overlevering die afkomstig is van enkele overleveraars zoals Djābir (ra). Veeleer, op basis van mānewī tewātur hebben zij dit als vertegenwoordigers van velen, die mede bij deze gebeurtenis waren betrokken, overgeleverd.

 

Het vijftiende voorbeeld

 

Onderzoekers onder de geleerden zoals Tirmidī en Imam Beyhāqī overleveren aan ons via een sahīh overlevering dat Ebu Hurayra het volgende heeft gezegd: 

 

Tijdens een veldslag (volgens één overlevering is deze de slag van Tabuk) had het leger niets meer te eten. Toen vroeg Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām:

هَلْ مِنْ شَىْءٍ؟

“Is er nog iets te eten?” Ik zei: “In mijn zadelzak bevinden zich nog een paar dadels.” Volgens een andere overlevering waren er vijftien dadels. Hij (saw) zei: “Breng ze naar mij.” En ik bracht hem de tas, hij stak zijn gezegende hand erin, haalde er een handvol dadels uit, legde deze op een schaaltje en sprak er een zegenbede over uit. Toen liet hij de soldaten in groepen van tien bij zich komen om hen te laten eten. Vervolgens verkondigde hij:

خُذْ مَا جِئْتَ بِهٖ وَاقْبِضْ عَلَيْهِ وَلَا تَكُبَّهُ