Éne (Het Ik): Het Grote Toevertrouwde

Bovendien zegt het: ‘Zoals ik dit huis heb gebouwd en geordend, heeft Iemand deze wereld als huis gebouwd en geordend.’ Enzovoort…

 

Zo bevat ène duizenden mysterieuze toestanden, eigenschappen en gevoelens die op een bepaalde manier de goddelijke eigenschappen onthullen en bekendmaken.

 

Aldus dient ène als een spiegel, een vergelijkingsmaatstaf, een middel tot ontdekking en een verwijzende betekenis die op zichzelf geen betekenis heeft, maar de betekenis van iets anders toont.

 

Inderdaad, als de essentie van een mens wordt vergeleken met een dik touw, dan is ène als een draad met bewustzijn uit dat touw. Als de menselijke natuur wordt vergeleken met een gewaad, dan is ène als een fijne draad uit dat gewaad. En als de identiteit van de mens wordt vergeleken met een boek, dan is ène als een elif, een enkele letter uit dat boek. Wat betreft deze elif, deze heeft twee gezichten:

 

Het eerste gezicht is gericht op het goede en kan slechts zegeningen ontvangen. Het kan alleen aanvaarden wat het wordt gegeven en kan zelf niets creëren. In dit opzicht is ène niet de uitvoerder en heeft het geen scheppende macht.

 

Het tweede gezicht daarentegen is gericht op het kwade en leidt tot non-existentie. In dit opzicht is ène de uitvoerder en verantwoordelijk voor zijn eigen daden.

 

Bovendien dient het als een verwijzende betekenis; het toont de betekenis van iets anders. Zijn heerschappij is denkbeeldig. Zijn bestaan is zo zwak en verfijnd dat het op zichzelf niets kan verdragen of dragen. Het is veeleer een maatstaf –zoals een thermometer die graden van warmte meet of een barometer die luchtdruk aangeeft– die de absolute, alomvattende en grenzeloze eigenschappen van Wādjibul-Wudjūd onthult.

 

Inderdaad, degene die deze werkelijkheid begrijpt, erkent en daarnaar handelt, behoort tot degenen die met de verheugende belofte worden aangeduid in het vers:

قَدْ اَفْلَحَ مَنْ زَكّٰيهَا

Hij vervult de amanah (het toevertrouwde) op de juiste wijze en ziet door de lens van ène wat het universum werkelijk is en welke functie het vervult. Wanneer hij de kennis en waarheden aangaande de buitenwereld overpeinst, vindt hij in zijn ego een bevestiging, waardoor de wetenschappen als licht en wijsheid blijven voortbestaan en niet in duisternis en zinloosheid vervallen.