Éne (Het Ik): Het Grote Toevertrouwde

Wanneer ène zijn taak op deze manier vervult, laat het zijn denkbeeldige heerschappij en fictieve eigenaarschap, die niet meer dan vergelijkingsmaatstaven zijn, los. Hij zegt:

لَهُ الْمُلْك وَلَهُ الْحَمْدُ وَلَهُ الْحُكْمُ وَاِلَيْهِ تُرْجَعُونَ

 

Hij aanvaardt zijn ware opdracht om Allah te aanbidden en stijgt op naar de positie van ahsen-i taqwīm.

 

Maar als ène de wijsheid achter zijn schepping vergeet, zijn oorspronkelijke taak achterwege laat en zichzelf als de ware eigenaar beschouwt, verraadt het de amanah. Zodoende behoort het tot degenen die beschreven worden in het vers:

وَقَدْ خَابَ مَنْ دَسّٰيهَا

 

Inderdaad, dit gezicht van ène is de bron waaruit alle vormen van afgoderij, kwaad en dwaling ontspruiten. Hierdoor deinsden de hemelen, de aarde en de bergen terug en vreesden zij zelfs voor een denkbeeldige vorm van afgoderij.

 

Inderdaad, ène is niet meer dan een dunne elif, een draad, een denkbeeldige grens. Als zijn aard niet wordt doorzien, dan ontkiemt het onder de grond van onwetendheid en groeit het geleidelijk dikker, waarna het zich uitbreidt over het gehele menselijke bestaan en het opzwelt als een enorme draak die het menselijk lichaam volledig opslokt. Zo wordt de hele mens, met al zijn verfijnde en spirituele vermogens, als het ware één met zijn ego.

 

Vervolgens krijgt ène kracht door de ène van zijn soort – oftewel door zichzelf superieur te wanen ten opzichte van andere schepselen, enkel omdat hij als mens is geschapen.[3] Berustend op ène van zijn soort verzet ène zich, net als de duivel, tegen de bevelen van Sāni-i zul-Djelāl. Vervolgens neemt het zichzelf als maatstaf, vergelijkt iedereen en zelfs alles met zichzelf en verdeelt het rijk van Allah over hen en de oorzaken.

 

Zodoende vervalt het in een enorme vorm van afgoderij en weerspiegelt het de betekenis van het vers:

اِنَّ الشِّرْكَ لَظُلْمٌ عَظٖيمٌ

 


 

[3] Zoals ook zichtbaar bij racisme: superioriteitswaan puur vanwege de soort waartoe men behoort.