Éne (Het Ik): Het Grote Toevertrouwde
Inderdaad, net zoals iemand die veertig muntstukken uit de koninklijke schatkist steelt zijn geweten sust door te accepteren dat zijn kameraden elk een muntstuk nemen, zo wordt degene die zegt: ‘Ik ben de eigenaar van mijzelf’ ertoe gedwongen te geloven en te accepteren dat alles zichzelf toebehoort.
ÈneHet ik; de kern van de mens die de grondslag vormt voor het toe-eigenen van iets – zoals bezit, identiteit en eigenschappen – aan het zelf. bevindt zich dus in deze verraderlijke staat van absolute onwetendheid. Zelfs al zou het duizend wetenschappen beheersen, dan nog blijft het gevangen in een diepere, gelaagde onwetendheid.
Immers, wanneer zijn gevoelens en gedachten de lichten van kennis en wijsheid uit het universum ontvangen, doven ze uit, omdat ze in èneHet ik; de kern van de mens die de grondslag vormt voor het toe-eigenen van iets – zoals bezit, identiteit en eigenschappen – aan het zelf. niets vinden dat hen bevestigt, verlicht en behoudt. Alles wat tot èneHet ik; de kern van de mens die de grondslag vormt voor het toe-eigenen van iets – zoals bezit, identiteit en eigenschappen – aan het zelf. komt, wordt gekleurd door de kleuren die zich in èneHet ik; de kern van de mens die de grondslag vormt voor het toe-eigenen van iets – zoals bezit, identiteit en eigenschappen – aan het zelf. bevinden. Zelfs de puurste wijsheid, wanneer die komt, neemt de gedaante aan van absolute zinloosheid. De essentie van èneHet ik; de kern van de mens die de grondslag vormt voor het toe-eigenen van iets – zoals bezit, identiteit en eigenschappen – aan het zelf., in deze toestand, is namelijk gekleurd door afgoderij en een ontkenning van Allah. Zelfs als het hele universum gevuld is met heldere tekenen en bewijzen van het bestaan en de eenheid van Allah, zal één donkere stip in èneHet ik; de kern van de mens die de grondslag vormt voor het toe-eigenen van iets – zoals bezit, identiteit en eigenschappen – aan het zelf. al deze bewijzen uit het zicht halen en ze onzichtbaar maken.
In Het Elfde Woord wordt op een onomstotelijke manier gedetailleerd uitgelegd hoe de menselijke aard, en èneHet ik; de kern van de mens die de grondslag vormt voor het toe-eigenen van iets – zoals bezit, identiteit en eigenschappen – aan het zelf. binnen die aard, dienen als een precieze maatstaf, een nauwkeurige vergelijkingslat, een omvangrijke index, een perfecte landkaart, een omvattende spiegel en een wondermooie compositie en dagboek van het universum. Dat Woord dient geraadpleegd te worden. Aangezien we genoegen nemen met de uitgebreide uitleg in dat Woord, ronden we hiermee de inleiding af. Als je de inleiding hebt begrepen, gaan wij nu over tot de werkelijkheid.
Kijk, binnen de mensheid zijn er sinds de tijd van Adem (as) tot op heden twee grote stromingen, twee ketens van gedachtegangen, die zich in elke hoek en op elk niveau van de menselijke samenleving als twee machtige bomen hebben vertakt. De ene is de keten van profeetschap en religie, en de andere is de keten van filosofie. Telkens wanneer deze twee ketens zich hebben verenigd, oftewel wanneer de keten van filosofie zich heeft onderworpen aan de keten van religie en haar heeft gediend, heeft de mensheid een stralend tijdperk van geluk en sociale harmonie doorgemaakt. Maar telkens wanneer zij gescheiden zijn gegaan, heeft al het goede en licht zich verzameld rond de keten van profeetschap en religie, terwijl alle kwaad en dwaling zich heeft opgehoopt rondom de keten van filosofie. Laten we nu de oorsprong en de fundamenten van deze twee ketens vinden.