Éne (Het Ik): Het Grote Toevertrouwde
Aangezien de filosofie, die zich niet onderwerpt aan de religie, van het rechte pad is afgeweken, heeft èneHet ik; de kern van de mens die de grondslag vormt voor het toe-eigenen van iets – zoals bezit, identiteit en eigenschappen – aan het zelf. de teugels in eigen handen genomen en rent het elke vorm van dwaling tegemoet. Zo is er bovenop dit ego een boom van Zaqqūm-boomEen boom in de hel waarvan de vruchten giftig zijn. ontsproten, die zich heeft verspreid over meer dan de helft van de mensheid.
Inderdaad, aan de tak van quwwe-i shehewiyyaHet vermogen om hetgeen op te zoeken dat voor hem lustgevend is, zoals eten, drinken, slapen, praten en partnergemeenschap; het lustvermogen. van die boom biedt zij de mensheid afgodsbeelden en afgoden aan als vruchten. Want in de kern van de filosofie wordt macht als iets prijzenswaardigs beschouwd – zozeer zelfs, dat één van haar basisprincipes luidt: “De heerschappij behoort toe aan de overwinnaar.” Zij stelt: ‘Er is kracht in degene die overwint; dus is er recht in kracht.’ Op die manier heeft zij onrechtvaardigheid stilzwijgend toegejuicht, tirannen aangemoedigd en onderdrukkers ertoe gebracht zichzelf als goden te beschouwen.
Bovendien schrijft zij de schoonheid van de schepselen en de pracht van de goddelijke kunstwerken toe aan de schepping zelf, zonder deze te relateren aan de manifestatie van de onafhankelijke en heilige schoonheid van de Schepper en Kunstenaar. In plaats van te zeggen: ‘Wat prachtig is dit gemaakt,’ zegt zij: ‘Wat is dit mooi,’ en zo verheft zij het tot een afgod die verering verdient.
Aangezien zij bovendien een oppervlakkige, pronkende en bedrieglijke vorm van schoonheid bewondert die aan iedereen wordt opgedrongen, juicht zij onoprechte mensen en zelfverheerlijkers toe, en maakt zij van deze afgodsachtige figuren dienaren van hun eigen bewonderaars. Met andere woorden, deze afgodsachtige figuren proberen de begeerten van hun aanbidders te behagen en hun aandacht te winnen, en tonen zich daarbij met huichelachtige schijn in een houding die op aanbidding lijkt.
Aan de tak van quwwe-i ghadabiyyaHet vermogen om hetgeen af te weren dat schadelijk is; het afweervermogen. van die boom heeft ze vruchten voortgebracht in de vorm van kleine en grote Nemroeds, Farao’s en SheddādTirannieke koning van het ʿĀd-volk in Jemen, die – net als Nemrud en de farao – goddelijke aanspraak maakte. Hij liet de 'Tuinen van Irem' aanleggen als een aards paradijs.'s, die de innerlijke rust van de arme mensheid hebben verstoord.
En aan de tak van quwwe-i aqliyyaHet vermogen om onderscheid te maken tussen goed en slecht, juist en fout; het denkvermogen. heeft ze atheïsten, materialisten en naturalisten als vruchten doen ontspruiten, en daarmee het menselijke verstand in duizend stukken gescheurd.
Om deze waarheid te verhelderen, zullen we nu – uit de duizenden vergelijkingen tussen de resultaten die voortkomen uit de verderfelijke grondslagen van de filosofie en de vruchten die voortvloeien uit de waarachtige fundamenten van de profeetschap – drie of vier voorbeelden aanhalen.
Eerste voorbeeld: hoe kan de profetische richtlijn voor het persoonlijke leven – gebaseerd op de spreuk
تَخَلَّقُوا بِاَخْلاَقِ اللّٰهِ,
waarmee de mens zich de morele kwaliteiten eigen maakt die de Koran onderricht, zich nederig tot Allah wendt, en door het besef van zijn onmacht, armoede en tekortkomingen erkent dat hij slechts een dienaar is – vergeleken worden met het hoogmoedige principe van de filosofie: “Het ultieme doel van de mensheid is gelijkenis met Wādjibul-WudjūdAllah, Wiens bestaan noodzakelijk en Wiens non-existentie onmogelijk is,” waarmee de mens tracht te lijken op Hem?
Inderdaad, hoe kan de menselijke aard – die doordrenkt is van eindeloze onmacht, zwakte en behoeftigheid – vergeleken worden met het Wezen van Wādjib al-Wudjūd, Die oneindig machtig, sterk, rijk en volkomen onafhankelijk is?