Qàder (Goddelijke Beschikking)
Inderdaad, zoals de Koran zegt, is de mens volledig verantwoordelijk voor zijn slechte daden, omdat hij degene is die ervoor kiest. Slechte daden behoren tot de categorie van vernietiging, en daarom kan een mens met één enkele verkeerde daad grote schade aanrichten en een zware straf verdienen – net zoals één lucifer voldoende is om een heel huis in brand te zetten. Maar hij heeft geen recht om trots te zijn op zijn goede daden, want zijn aandeel daarin is uiterst klein. Het is de goddelijke genade die goede daden wil en vereist, en de goddelijke macht die ze schept. Zowel de vraag als het antwoord, zowel de drijfveer als de oorzaak komen van Allah. De mens verwerft ze slechts door smeekbede, geloof, bewustzijn en tevredenheid.
Daarentegen is het de nefsEen aspect van de ziel dat de kwaadaardige eigenschappen van een mens in zich herbergt. van de mens die de slechte daden wenst en verlangt; hetzij door aanleg –net zoals sommige stoffen in het licht van de heldere, mooie zon zwart worden of rotten– hetzij door keuze. Echter, de schepping van die slechte daden volgens een goddelijke wet die vele voordelen bevat, behoort nog steeds tot Allah. Aldus komen de reden en de wens om het slechte te begaan voort uit de nefsEen aspect van de ziel dat de kwaadaardige eigenschappen van een mens in zich herbergt. van de mens, zodat zij daarvoor de verantwoordelijkheid draagt. De schepping en voortbrenging ervan, die daarentegen uitsluitend aan Allah toebehoort, brengt veel goede uitkomsten en vruchten voort en wordt daardoor als mooi en goed beschouwd.
Daarom geldt het principe: ‘Het verwerven van het kwaad is slecht, maar de schepping van het kwaad is niet slecht.’ Neem bijvoorbeeld een luie man die schade lijdt door de regen – een regen die op zichzelf veel goeds en schoonheid bevat. Hij kan niet beweren: ‘De regen is geen genade.’ Zo geldt ook dat de schepping en het voortbrengen van iets veel goeds met zich meebrengt, hoewel er een klein kwaad in besloten kan liggen. Het zou een groot kwaad zijn om een groot goed op te geven vanwege een klein kwaad. Daarom wordt dat kleine kwaad in de schepping als goed beschouwd. In de goddelijke schepping is er geen kwaad en lelijkheid; wat slecht of lelijk is, is slechts het gevolg van de keuze en aanleg van de mens.
Net zoals qàderDe goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht.De goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht. in zijn uitkomsten en vruchten vrij is van kwaad en lelijkheid, is het ook in zijn oorzaken en redenen heilig en gevrijwaard van onrecht en verdorvenheid. Want qàderDe goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht.De goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht. richt zich op de werkelijke oorzaken en handelt rechtvaardig. Mensen daarentegen baseren hun oordelen op de schijnbare oorzaken die ze waarnemen en kunnen daardoor onrechtvaardig handelen, terwijl qàderDe goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht.De goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht. in dezelfde zaak rechtvaardig handelt.