Qàder (Goddelijke Beschikking)

Stel dat een rechter je veroordeelt tot een gevangenisstraf wegens diefstal, terwijl je in werkelijkheid geen dief bent. Niemand weet echter dat je in het geheim een moord hebt gepleegd. In dit geval heeft qàder je tot gevangenisstraf veroordeeld als een rechtvaardige vergelding voor je verborgen moord. De rechter echter, die zich uitsluitend baseert op de zichtbare reden –de  diefstal waarvoor je onschuldig bent– heeft een onrechtvaardig oordeel geveld. Zo kunnen we in één en dezelfde gebeurtenis zowel de rechtvaardigheid van qàder en de schepping als het onrecht voortkomend uit de menselijke keuzes herkennen. Zodoende kunnen ook andere zaken hiermee worden vergeleken. Dus, in termen van oorsprong en uiteindelijke gevolgen, alsook van oorzaak en resultaat, is qàder en de goddelijke schepping gevrijwaard van kwaad, verdorvenheid en onrecht.

 

Indien er wordt gesteld dat de vrije wil van de mens niet in staat is om iets te scheppen en dat de mens niets anders bezit dan een kisb, die slechts tot emr-i itibarī (conceptuele zaak) behoort, waarom wordt hij dan in de Koran betiteld als een opstandeling en vijand tegenover de Schepper van de hemelen en de aarde? Waarom bekritiseert de Schepper deze opstandige mens, en waarom verklaart Hij dat Hij, samen met Zijn engelen, de gelovige dienaar ondersteunt tegen hem? Waarom krijgt deze schijnbaar kleine daad van opstand zoveel gewicht?

 

Het antwoord: omdat ongeloof, opstandigheid en slechtheid destructief zijn en het vernietigen van iets impliceren. Een enkele conceptuele zaak (emr-i itibarī) of nalatigheid kan leiden tot grootschalige vernietiging en eindeloze vormen van niet-bestaan. Indien een kapitein bijvoorbeeld zijn taak niet uitvoert, kan een groot schip zinken, waardoor al het werk en de inzet van de bemanning verloren gaan. Deze volledige vernietiging is te herleiden tot één enkele nalatigheid. Evenzo kan de vrije wil van de mens, die slechts tot de relatieve zaken behoort, ongeloof en zonden veroorzaken, omdat deze van nature destructief zijn en geen werkelijke existentie hebben. Hoewel ongeloof slechts één enkele slechte daad lijkt, heeft het verstrekkende gevolgen. Immers, een ongelovige beledigt het hele universum door het als waardeloos en zinloos te beschouwen. Hij loochent de functies van de schepping, die de eenheid van Allah tonen, en minacht de manifestaties van de goddelijke namen. Daarom is het een absolute wijsheid dat Allah, in naam van het hele universum, de schepping en Zijn goddelijke namen, de ongelovigen streng berispt en hen vreselijke dreigementen toewerpt. Evenzo is het een absolute gerechtigheid dat Hij hen met eeuwige bestraffing straft.