De Wonderen van Muhammed (saw)

De zesde gebeurtenis: volgens een sahīh overlevering wordt vermeld dat Sheybe ibn Osman el-Hadjebiye, wiens oom en vader door Hamza (ra) gedood waren, gedurende de slag van Uhud of van Huneyn Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām heimelijk besloop om wraak te nemen. Op een gegeven moment stond hij met getrokken zwaard vlak achter Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām. Plotseling viel het zwaard zonder enige reden uit zijn hand. De eerbiedwaardige boodschapper keek hem aan en legde zijn hand op zijn borstkas. Sheybe vertelde later: “Op dat ogenblik had geen ander mens op de wereld mij nog dierbaarder en geliefder geweest kunnen zijn dan hij.” Hij nam het geloof aan en Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām zei tegen hem: “Ga nu en strijd.” En Sheybe vertelt verder: “Ik ging en streed vlak voor Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām. Al zou ik op dat moment mijn vader tegengekomen zijn, zou ik zelfs hem hebben neergeslagen.”

 

Bovendien kwam op de dag van de verovering van Mekka een man genaamd Fedāle naar Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām met de bedoeling om hem neer te slaan. Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām keek hem glimlachend aan en vroeg: “Waarover heb je met jezelf gediscussieerd?” Toen vroeg hij (saw) Allah vergiffenis voor Fedāle. Fedāle nam nadien het geloof aan en vertelde daarover later: “Op dat moment was er niemand in de wereld die mij meer dierbaarder en geliefder was dan hij.”

 

De zevende gebeurtenis: volgens een sahīh overlevering wordt vermeld dat de joden een aanslag gepland hadden om een grote rots op Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām te laten vallen terwijl hij neerzat. Precies op het moment dat zij dit wilden realiseren, stond Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām op en vertrok dankzij de goddelijke bescherming. Zo werd de aanslag van de joden verijdeld.

 

Zoals deze zeven voorbeelden bestaan er nog vele andere gebeurtenissen. De grote hadithgeleerden, in het bijzonder Imam Bukhārī en Imam Muslim, berichten dat Aishe (ra) het volgende heeft verteld: 

 

Na de openbaring van het vers

وَاللّٰهُ يَعْصِمُكَ مِنَ النَّاسِ

zei Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām tegen degenen die hem van tijd tot tijd bewaakten en beschermden: 

ياَ اَيُّهاَ النَّاسُ انْصَرِفوُا فَقَدْ عَصَمَنِى رَبِّى عَزَّ وَجَلَّ

Oftewel “Er is geen behoefte aan jullie bescherming, mijn Heer beschermt mij.”