De Wonderen van Muhammed (saw)
Een ander vers uit de Thora luidt als volgt:
اَنْتَ عَبْدِى وَرَسُولِى سَمَّيْتُكَ الْمُتَوَكِّلَ
“Jij bent Mijn dienaar en Mijn boodschapper en Ik heb jou de naam ‘Mutewekkil’ gegeven.” In dit vers werd de profeet aangesproken die vanuit de nakomelingen van Ismāīl, de broeders van de nakomelingen van Ishāq, zou voortkomen en na Musa zou verschijnen.
Nog een ander vers uit de Thora luidt als volgt:
عَبْدِىَ الْمُخْتاَرُ لَيْسَ بِفَظٍّ وَلاَ غَلِيظٍ
“Mijn uitverkoren dienaar is noch ruw noch zedeloos.” Hier is de betekenis van ‘Mukhtār’ (De Uitverkorene) gelijk aan de betekenis van ‘Mustafa’, hetgeen een naam van de profeet is.
In het Evangelie wordt de profeet (saw), die na Isa (as) zou verschijnen, in enkele verzen beschreven als ‘De leider van de wereld’. Eén van deze verzen luidt als volgt:
مَعَ هُ قَضِيبٌ مِنْ حَدِيدٍ يُقاَتِلُ بِهِ وَاُمَّتُهُ كَذٰلِك
“Hij zal een ijzeren staf hebben waarmee hij zal strijden, en evenzo zal zijn ummaDe wereldwijde Islamitische gemeenschap..” Dit vers toont ons aan dat er een profeet zal verschijnen met een zwaard, die de opdracht zal krijgen te strijden. ‘Qadīb-i Hadīd’ betekent ‘de ijzeren staf’. En zijn ummaDe wereldwijde Islamitische gemeenschap. zal evenals hemzelf de zwaarddrager zijn, hetgeen inhoudt dat ook zijn volgelingen de opdracht zullen krijgen om te strijden. Het eindgedeelte van soera Feth
وَمَثَلُهُمْ فِى اْلاِنْجِيلِ كَزَرْعٍ اَخْرَجَ شَطْئَهُ فَاٰزَرَهُ فاَسْتَغْلَظَ فَاسْتَوٰى عَلٰى سُوقِهِ يُعْجِبُ الزُّرَّاعَ لِيَغِيظَ بِهِمُ الْكُفَّارَ[1]
verwijst naar nog andere, min of meer identieke verzen uit het Evangelie. Zodoende maakt zowel de Koran als het Evangelie bekend dat Muhammed een zwaarddrager is en de opdracht heeft gekregen om te strijden.
[1] En hun gelijkenis in Indjīl: zij zijn als een zaadje waarvan de loten omhoogschieten, dat in kracht toeneemt en dan dikker [en steviger] wordt en zich opricht op zijn stengel, tot vreugde van de zaaiers. Op die manier maakt Hij de ongelovigen woedend. Allah heeft degenen van hen die geloven en [bijbehorende] goede daden verrichten vergiffenis en geweldige beloning beloofd. – Koran 48:29.