De Wonderen van Muhammed (saw)
En bovendien, volgens een sahīhBetrouwbare overlevering, toen hij (saw) Khalid (ra) naar Uqaydir, de leider van Dawmetul-Djendel, zond om tegen hem te strijden, zei hij (saw):
اِنَّكَ تَجِدُهُ يَصٖيدُ الْبَقَرَ Je zal hem tegenkomen wanneer hij op wilde ossenjacht is
Zodoende liet de profeet weten dat Khalid (ra) Uqaydir zou tegenkomen, wanneer hij op wilde ossenjacht zou zijn, en hem zonder tegenstand gevangen zou nemen. Khalid ibn Welīd (ra) vertrok, kwam hem tegen op de beschreven wijze en nam de gevangene met zich mee terug.
En bovendien, volgens een sahīhBetrouwbare overlevering, heeft de profeet, verwijzend naar de bladzijde waarop de Quraish een aantal regels tegen de Benī Hāshimī hadden opgeschreven en die bladzijde vervolgens aan de muur van de Kaba hadden opgehangen, het volgende verkondigd: “De houtwormkevers hebben opgevreten wat jullie hebben opgeschreven, alleen de gedeeltes met de namen van Allah zijn gespaard gebleven.” Toen onderzochten zij direct de perkamenten bladzijde en troffen deze aan zoals de profeet het hun had meegedeeld.
En bovendien, volgens een sahīhBetrouwbare overlevering heeft hij verkondigd dat tijdens de verovering van Beytul-Makdis een grote pestepidemie zou uitbreken.
Tijdens het kalifaat van Omar (ra) werd Beytul-Makdis veroverd en brak daarbij een zodanig grote pestepidemie uit, dat binnen drie dagen zeventig duizend mensen daarvan het slachtoffer werden.
En bovendien, volgens een sahīhBetrouwbare overlevering, heeft de profeet verkondigd dat de steden Basra en Bagdad, welke toentertijd nog niet bestonden, gebouwd zouden worden en de schatten van de wereld in Bagdad bijeengebracht zouden worden.
Tevens verkondigde hij (saw) dat de Arabieren tegen de Turken en tegen andere volkeren in het gebied rond de Kaspische zee zouden strijden, en dat nadien de meeste van deze volkeren de Islam zouden aannemen en binnen de Arabische gebieden over de Arabieren zouden heersen. Hij (saw) zei:
يُوشِكُ اَنْ يَكْثُرَ فٖيكُمُ الْعَجَمُ يَاْكُلُونَ فَيْئَكُمْ وَيَضْرِبُونَ رِقَابَكُمْ Over de toename van vreemdelingen te midden van jullie zullen jullie je beklagen, omdat zij zullen eten wat jullie aan bezittingen hebben en jullie (dadelijk) zullen overmeesteren.