De Wonderen van Muhammed (saw)

Het tweede voorbeeld

 

De Kutūb-u Sahīha, in het bijzonder Bukhārī en Muslim, vermelden dat Djābir ibn-i Abdullah el-Ensārī het volgende heeft gezegd: 

 

Wij, vijftienhonderd man, waren tijdens de slag van Hudeybiye dorstig geworden. Toen verrichtte Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām de wudū met het water uit een leren waterzak. Vervolgens dompelde hij zijn hand in het water. Op dat moment zag ik dat uit zijn vingers water stroomde, alsof het uit een bron kwam. Vijftienhonderd man dronken ervan en vulden ook hun eigen waterzakken ermee. Sālim ibn ebī el-Dja’d (ra) vroeg aan Djābir (ra): “Met hoeveel man waren jullie?” Djābir gaf hem ten antwoord: “Al zouden wij met honderdduizend man geweest zijn, dan nog zou het water toereikend geweest zijn. Wij waren echter met vijftienhonderd man.”

Voorwaar, men kan dit duidelijke wonder beschouwen alsof vijftienhonderd man dit hebben overgeleverd. Immers, in de aard van de mens ligt de neiging om een leugen een leugen te noemen. Inderdaad, is het überhaupt mogelijk dat de ashāb, die altijd paraat staan om zich voor de waarheid en de gerechtigheid op te offeren, nadat zij zich omwille van de rechtschapenheid en de waarheid hun leven, hun bezit, hun ouders, hun stam en hun volk opgeofferd hebben en ondanks de waarschuwing van de hadith “Wie ooit bewust een leugen over mij verspreidt, dient zich voor te bereiden op zijn verblijfplaats in het hellevuur.” zich ten opzichte van een leugen zouden inhouden. Aangezien zij hebben gezwegen, betekent dit dat zij dit hebben aangenomen en hebben bevestigd.

 

Het derde voorbeeld

 

De Kutūb-u Sahīha, in het bijzonder Bukhārī en Muslim, vermelden in samenhang met de slag van Buwat dat Djābir (ra) het volgende heeft verteld: 

 

Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām zei:

نَادِ بِالْوُضُوءِ

“Roep de mensen bijeen voor de wudū.” Men zei dat daartoe watertekort was. Hierop zei Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām: “Vind wat water.” Wij brachten slechts een beetje water. Hij hield zijn hand erop en begon iets te reciteren wat ik niet kon horen. Vervolgens zei hij:

رِدْنَا بِجَفْنَةِ الرَّكْبِ

“Breng de grote trog van de karavaan.” De trog werd mij aangereikt en ik plaatste deze voor Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām. Hij dompelde zijn hand erin en spreidde zijn vingers. Hierop goot ik die kleine hoeveelheid water over zijn gezegende hand en zag ik dat vanuit zijn gezegende vingers een grote hoeveelheid water stroomde. De grote trog van de karavaan raakte helemaal vol. Toen riep ik allen bijeen die behoefte hadden aan water. Zij verschenen allemaal, verrichtten de wudū en dronken van het water. Achteraf zei ik: “Er is niemand meer over.” Hij (saw) hief zijn hand omhoog en ik zag dat de trog nog tot aan de rand gevuld was.