De Wonderen van Muhammed (saw)

Djābir (ra) heeft, volgens de overdrachtsketen die met hem begint, gezegd dat wanneer Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām stenen en bomen voorbijkwam, zij de sudjūd voor hem verrichtten, dus onderwierpen ze zich aan hem en zeiden:

اَلسَّلاَمُ عَلَيْكَ يَارَسُولَ الله

 

En volgens weer een andere overlevering van Djābir (ra) zei Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām het volgende: 

اِنّٖى لَاَعْرِفُ حَجَرًا كَانَ يُسَلِّمُ عَلَىَّ

 

Sommigen hebben gezegd dat hij daarmee Hadjerul-Eswed bedoelde. En Aishe (ra) heeft, volgens de overdrachtsketen die met haar begint, vertelt dat Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām het volgende heeft gezegd:

لَمَّا اسْتَقْبَلَنٖى جَبْرَائٖيلُ بِالرِّسَالَةِ جَعَلْتُ لَا اَمُرُّ بِحَجَرٍ وَلَا شَجَرٍ اِلَّا قَالَ اَلسَّلَامُ عَلَيْكَ يَا رَسُولَ اللّٰهِ

Vanaf het moment dat Djibrīl mij de openbaring begon over te dragen, is het zo geweest dat ik geen steen of geen boom meer voorbij kon lopen zonder dat zij tegen mij zeiden: “Vrede zij met jou, o boodschapper van Allah.”

 

Het vierde voorbeeld

 

Volgens sahīh overleveringen wordt vermeld dat Abbās (ra) het volgende heeft verteld:

 

Rasūl-i Ekram Aleyhissalāt Wesselām nam Abbās (ra) en zijn vier zonen, Abdullah, Ubeydullah, Fadl en Qusem, onder een gewaad genaamd mulāët en bedekte hen ermee. Vervolgens zei hij (saw) het volgende:

ياَ رَبِّ هٰذاَ عَمِّى وَصِنْوُ اَبِى وَهٰؤُلاٰۤءِ بَنوُهُ فَاسْتُرْهُمْ مِنَ النَّارِ كَسَتْرِى اِيَّاهُمْ بِمُلاٰۤئَتِى

 

Toen hij deze smeekbede verrichtte, zeiden het plafond, de deur en de muren van de woning opeens ‘amin, amin’ en sloten zij zich zodoende bij de smeekbede aan.

 

Het vijfde voorbeeld

 

De Kutūb-u Sahīha, in het bijzonder Bukhārī, Muslim, Ibn Hibban, Ebu Dāwud en Tirmidī, vermelden unaniem dat Enes (ra), Ebu Hurayra (ra), Osman-i Zinnureyn (ra) en Sa’īd ibn Zeyd (ra) van Asheratul-mubeshshera het volgende hebben overgeleverd: