De Wonderen van Muhammed (saw)

Oftewel, aangezien de zes aspecten van de Koran stralend en verlichtend zijn, kan de duisternis van argwaan en twijfel niet tot hem doordringen. Vanuit de rug wordt hij gesteund door de Arsh, vanwaar het licht van de openbaring van Allah hem verlicht. Aan zijn voorzijde treffen we als doel de gelukzaligheid van beide werelden aan. Hij houdt zijn hand uitgestrekt naar het hiernamaals en de eeuwigheid, waar zich het paradijs en de gelukzaligheid bevinden. Van boven glanst het teken van zijn wonderlijkheid. Van onder steunt hij op dragende zuilen zoals getuigenissen en bewijzen. Zijn inhoud herbergt de zuivere hidāya. Aan zijn rechterzijde laat hij het verstand de vraag

اَفَلاَ يَعْقِلُونَ

met “Inderdaad” bevestigen. Aan zijn linkerzijde verschaft hij, met getuige van het geweten, de harten een innerlijke vreugde en zodoende laat hij het geweten ‘BārakAllāh’ uitdrukken. Vanuit welke zijde zou nu de duisternissen van argwaan en twijfel deze Koran kunnen binnendringen? 

 

Inderdaad, de Koran vat de kernpunten van de oude hemelse geschriften, waarin profeten, ewliyā’s en monotheïsten, die van elkaar door de eeuwen heen met hun methoden en benaderingswijzen te onderscheiden zijn, geloven, tezamen. Dat houdt in dat zij de bondige voorschriften en principes van de volwijze Koran aannemen en bevestigen, welke in deze geschriften worden vermeld. Zodoende vormen deze geschriften de wortels van de hemelboom, welke de Koran is.