33 Vensters naar het Bestaan van Allah

Het Achtste Venster

De getuigenissen van alle profeten (vrede zij met hen), die de verlichte zielen van de mensheid vormen en die steunen op hun heldere en zichtbare wonderen; en de getuigenissen van alle awliyā’s, die de vooraanstaanden onder degenen met verlichte harten zijn en die berusten op hun keshf en kerāmāt; en de getuigenissen van alle asfiyā’s, die de vooraanstaanden onder degenen met een verlicht verstand zijn en die steunen op hun onderzoek, over het noodzakelijke bestaan van Wāhid-i Ahad, Wādjibul-Wudjūd, Khaliq-i kull-i shey, vormen samen een zeer groot en stralend venster, dat te allen tijde deze goddelijke heerschappij toont.

 

O ellendige ontkenner! Op wie vertrouw je, dat je niet naar hen luistert? Of denk je misschien dat, wanneer je overdag je ogen sluit, de wereld daardoor in nacht verandert?

 

Het Negende Venster        

Alle vormen van aanbidding in het universum wijzen zonder enige twijfel op een Absolute Aanbedene. Inderdaad, uit de getuigenissen van hen die het rijk van de geesten en het verborgene binnentreden en in contact staan met spirituele wezens en engelen, blijkt dat al deze spirituele wezens en engelen met volmaakte gehoorzaamheid aanbidden. Eveneens is duidelijk zichtbaar dat alle levende wezens hun taken in volmaakte orde en op aanbiddende wijze vervullen, en dat ook de levenloze schepselen, zoals de elementen, met volmaakte gehoorzaamheid als het ware in aanbiddende dienst staan. Dit alles toont inderdaad zowel het noodzakelijke bestaan als de eenheid van de Ware Aanbedene.

 

Op dezelfde manier wijzen de op waarheid berustende kennis van alle arifīn, de vruchtbare dankbetuigingen van alle shākirīn, de bezielde zikr van alle zākirīn, de zegen-vermeerderende lofprijzingen van alle hāmidīn, de op bewijzen berustende eenheidsgetuigenissen en verklaringen van alle muwahhidīn, de oprechte liefde en genegenheid van alle muhibbīn, de oprechte neigingen en verlangens van alle murīdīn en de serieuze smeekbeden en terugkeer van alle munībīn – die samen de kracht van idjma‘ en tawātur dragen – wederom op het noodzakelijke bestaan, de eenheid en de volmaakte heerschappij van de Eeuwige Aanbedene, Die Māruf, Mezkūr, Meshkūr, Mahmūd, Wāhid, Mahbūb, Mergūb en Maksūd is.