33 Vensters naar het Bestaan van Allah

Indien je dus nu van één enkele bloem een dergelijke getuigenis zou horen, stel je dan voor welk krachtig en verheven getuigenis klinkt wanneer je alle bloemen in de goddelijke tuinen op het aardoppervlak zou kunnen beluisteren. Met welke verheven kracht zouden zij dan het noodzakelijke bestaan en de eenheid van de Sāni-i zul-Djelāl verkondigen! Zou er dan nog enige twijfel, argwaan of achteloosheid bij je kunnen achterblijven? Indien wel, mag je dan nog als ‘mens’ of ‘iemand met bewustzijn’ beschouwd worden?

 

Kom nu en kijk aandachtig naar een boom. Zie hoe in het lenteseizoen de bladeren op een welgeordende wijze tevoorschijn komen, de bloemen zich evenwichtig openen, de vruchten met wijsheid en barmhartigheid groeien, en hoe ze aan de takken, als onschuldige kinderen, spelen in de zachte bries. Zie in deze verfijnde vertoning een tedere mond.

 

Bekijk hoe de bladeren -die met een vrijgevige hand groen zijn geworden- als tongen; hoe de bloemen -die vanwege een weldadigheid glimlachen- als talen; en hoe de vruchten -die met een manifestatie van barmhartigheid stralend verschijnen- als woorden, de maat van gerechtigd evenwicht binnen de wijze orde verkondigen. En in het evenwicht, dat als gevolg van gerechtigheid tot stand komt, schuilen zorgvuldig vervaardigde kunstwerken en versieringen; en binnen die versieringen en sieraden zijn er diverse smaken en geuren die op de barmhartigheid en goedgunstigheid wijzen. En binnen die verschillende lekkere geuren en smaken schuilen, als wonderen van macht, de zaden en pitten, die op de meest heldere wijze getuigen van het noodzakelijke bestaan en de eenheid van een Alwijze, Vrijgevige, Genadevolle, Goedgunstige, Schenkende, Verfraaiende en Welwillende Schepper. Zij wijzen op de schoonheid van Zijn barmhartigheid en de volmaaktheid van Zijn heerschappij.

 

Indien je in één keer zou kunnen horen wat alle bomen op het aardoppervlak in hun eigen taal zeggen, zou je begrijpen welke prachtige juwelen verborgen liggen in de schatkamer van het vers:

يُسَبِّحُ ِللّٰهِ مَا فِى السَّمٰوَاتِ وَمَا فِى اْلاَرْضِ

Nu dan, o jij ongelukkige achteloze, die in ondankbaarheid denkt zonder doel te zijn! Indien je de Kerīm-i zul-Djemāl, Die Zich in talloze tongen en stemmen aan jou kenbaar maakt, niet wilt erkennen, dan zou je al deze tongen en stemmen tot zwijgen moeten brengen. Aangezien dat echter niet mogelijk is, moeten ze worden aangehoord. Je kunt niet ontkomen door je oren te sluiten. Door je oren te sluiten zwijgt immers de schepping niet, de wezens houden niet op te spreken, en de getuigen van de eenheid van Allah staken hun stem niet. Ongetwijfeld zullen zij je ter verantwoording roepen.