33 Vensters naar het Bestaan van Allah

Het Drieëndertigste Venster

اَلْحَمْدُ ِللّٰهِ الَّذِىۤ اَنْزَلَ عَلٰى عَبْدِهِ الْكِتَابَ وَلَمْ يَجْعَلْ لَهُ عِوَجًا قَيِّمًا

الۤرٰ كِتاَبٌ اَنْزَلْنَاهُ اِلَيْكَ لِتُخْرِجَ النَّاسَ مِنَ الظُّلُمَاتِ اِلَى النُّورِ

Zie alle voorgaande Vensters als enkele druppels afkomstig uit de oceaan van de Koran, waardoor je kunt beseffen hoeveel levenswater, in de vorm van de stralen van tawhid, in de Koran aanwezig is. Zelfs wanneer men op een uiterst beknopte en eenvoudige manier naar de Koran kijkt, die de bron, oorsprong en essentie van al die Vensters is, blijkt het nog steeds een helder, stralend en allesomvattend Venster te zijn. Hoe overtuigend, helder en stralend dit Venster is, laten we over aan het Vijfentwintigste Woord, de verhandeling over de wonderbaarlijkheid van de Koran, en aan het Achttiende Teken van de Negentiende Brief. We nemen onze toevlucht tot de Barmhartigheid van Zāt-i Zul-Djelāl, Die ons de Koran heeft gezonden, en smeken:

رَبَّنَا لاَ تُؤَاخِذْنَاۤ اِنْ نَسِينَاۤ اَوْ اَخْطَاْنَا

رَبَّنَا لاَ تُزِغْ قُلُوبَنَا بَعْدَ اِذْ هَدَيْتَنَا

رَبَّنَا تَقَبَّلْ مِنَّا اِنَّكَ اَنْتَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ

وَتُبْ عَلَيْنَا اِنَّكَ اَنْتَ التَّوَّابُ الرَّحِيمُ