33 Vensters naar het Bestaan van Allah

Het Achttiende Venster

اَوَلَمْ يَنْظُرُوا فِى مَلَكُوتِ السَّمٰوَاتِ وَاْلاَرْضِ

Kijk naar deze vergelijking, zoals uitgelegd in het Tweeëntwintigste Woord:

 

Een volmaakt, ordelijk en kunstzinnig bouwwerk, zoals een paleis, wijst vanzelfsprekend op een welgeordende handeling. Met andere woorden, een gebouw wijst op de bouwkunde, het bouwen of het werk van een meester. Een volmaakte en ordelijke handeling wijst op zijn beurt noodzakelijkerwijs op een volmaakte uitvoerder en een vaardige bouwmeester. De titels ‘volmaakte uitvoerder’ en ‘vaardige bouwmeester’ verwijzen ongetwijfeld naar een volmaakte eigenschap, namelijk een volmaakte kunstvaardigheid. Deze volmaakte eigenschap en kunstvaardigheid duiden vervolgens op het bestaan van een volmaakte bekwaamheid. Zo’n volmaakte bekwaamheid wijst uiteindelijk op het bestaan van een verheven ziel en een hoogstaande persoon.

 

Op dezelfde manier tonen de voortdurend vernieuwde werken die het aardoppervlak, zelfs het hele universum vullen, zonder enige twijfel de handelingen die tot in de hoogste graad van perfectie zijn uitgevoerd. Deze handelingen, die gekenmerkt zijn door een ultieme orde en wijsheid, verwijzen zonder enige twijfel naar een uitvoerder wiens titels en namen volmaakt zijn. Immers, het is welbekend dat ordelijke en wijze handelingen niet zonder uitvoerder kunnen bestaan. Uiterst volmaakte titels wijzen bovendien op uiterst volmaakte eigenschappen van die uitvoerder. Want volgens de Arabische taalkunde wordt het onderwerp (ism-i fā’il) afgeleid van de stam van het werkwoord (masdar). Evenzo worden titels en namen gevormd op basis van eigenschappen. En de eigenschappen die tot in de hoogste graad volmaakt zijn, wijzen ongetwijfeld op de ‘heilige bekwaamheden’ (shuūnāt-i zatiyye) die eveneens tot in de hoogste graad volmaakt zijn. Deze volmaakte shuūnāt-i zatiyye, die we slechts gebrekkig kunnen omschrijven als ‘heilige bekwaamheden’, wijzen met absolute zekerheid op het bestaan van een Heer Die oneindig volmaakt is. Zo getuigt elk kunstwerk en elk schepsel in het hele universum, doordat het een volmaakt werk is, van een handeling; en elke handeling wijst op een naam; elke naam op een eigenschap; en elke eigenschap op een ‘heilige bekwaamheid’ (she’n); en elk she’n op een Wezen.  

 

Zodoende getuigt elk schepsel, zo talrijk als de schepselen zelf zijn, van het noodzakelijke bestaan van één Sāni-i zul-Djelāl, en wijst op Zijn eenheid. En als geheel vormen zij samen een ladder naar Zijn kennis, zo sterk als een keten die de gehele schepping omvat. Het is inderdaad een ononderbroken bewijs van waarheid, waar geen enkele twijfel in kan doordringen.

 

Nu dan, jij armzalige achteloze ontkenner! Hoe kun je dit bewijs dat zo sterk is als een keten die de gehele schepping omvat verbreken? Met wat kun je dit oneindige venster, dat door het aantal schepselen de lichtstralen van waarheid toont en vol zit met openingen, sluiten? Met welke sluier van achteloosheid kun je dit venster bedekken?