33 Vensters naar het Bestaan van Allah

Laten we nu kijken naar het onderwerp van hudūth. De geleerden van ilm-i kalām hebben gezegd:

 

“Het universum is veranderlijk. Alles wat veranderlijk is, is later tot stand gekomen. En alles wat later tot stand is gekomen, vereist een schepper, iemand die het tot bestaan heeft gebracht. Dus heeft dit universum een eeuwige Schepper.”

 

Hierop zeggen wij:

 

Inderdaad, het universum is later tot stand gekomen. Want we zien dat in elk tijdperk, misschien elk jaar, en zelfs elk seizoen, een wereld verschijnt en weer verdwijnt. Dit toont aan dat er een Qadīr-i zul-Djelāl is die dit universum uit het niets schept. Elk jaar, elk seizoen, en zelfs elke dag schept Hij een nieuwe wereld, toont deze aan bewuste wezens, en neemt haar vervolgens weg om plaats te maken voor een volgende. Het is alsof Hij deze werelden achter elkaar als schakels aan een ketting rijgt en ze ophangt aan het koord van de tijd. Net als dit universum zijn de schepselen die in het voorjaar voor onze ogen uit het niets verschijnen en daarna verdwijnen, afzonderlijke werelden die door de Almachtige worden geschapen als wonderen van Zijn almacht. Het is duidelijk dat Degene die voortdurend nieuwe werelden schept en verandert binnen het universum, ook het universum zelf heeft geschapen. Hij heeft deze wereld en de aarde ingericht als een gastverblijf voor Zijn belangrijkste gasten.

 

Laten we bovendien kijken naar het onderwerp van imkān. De geleerden van ilm-i kalām hebben gezegd:

 

“Het begrip imkān houdt in dat de mogelijkheid van het bestaan van iets en de mogelijkheid van het niet-bestaan van datzelfde iets gelijkwaardig is. Aangezien deze twee opties gelijkwaardig zijn, vereist het een voorkeurgever en schepper om het in het bestaan te brengen. Het is immers onmogelijk dat wat tot de imkān behoort, iets anders dat ook tot de imkān behoort, kan scheppen of dat zij wederzijds elkaars oorzaak en gevolg kunnen zijn. Dit sluit het idee van tasalsul (een oneindige regressie) en dawr (circulaire oorzaak-en-gevolgketens) uit. Aldus bestaat er een Wādjibul-Wudjūd Die alles schept.”

 

De geleerden van ilm-i kalām hebben het idee van een oneindige regressie (tasalsul) en circulaire oorzaak-en-gevolgketens (dawr) weerlegd met twaalf welbekende bewijzen, waaronder arshī en sullemī. Ze hebben het als onmogelijk aangetoond en zodoende het bestaan van Wādjibul-Wudjūd bewezen. Ze hebben hiermee de onmogelijkheid van deze ideeën aangetoond en zodoende het bestaan van Wādjibul-Wudjūd bewezen.