33 Vensters naar het Bestaan van Allah

Het Achtentwintigste Venster

وَمِنْ اٰيَاتِهِ خَلْقُ السَّمٰوَاتِ وَاْلاَرْضِ وَاخْتِلاَفُ اَلْسِنَتِكُمْ وَاَلْوَانِكُمْ اِنَّ فِى ذٰلِكَ َلاٰيَاتٍ لِلْعَالِمِينَ

We kijken naar dit universum en zien dat er, van de lichaamscellen tot aan het hele universum, een allesomvattende wijsheid en welgeordendheid heerst.

 

We kijken naar de lichaamscellen en zien dat er, in opdracht en volgens de wetten van Iemand Die het lichaam beheert en zorg draagt voor de behoeften en voordelen ervan, een betekenisvol bestuur en een georganiseerde ordening aanwezig is in die kleine cellen. Net zoals in de maag een deel van het voedsel wordt opgeslagen in de vorm van vetreserves voor tijden van nood, zo zien we ook een vergelijkbaar beheer en vergelijkbare opslag in die kleine cellen.

 

We kijken naar de planten en zien een uiterst doelgericht beheer en een zorgvuldige verzorging.

 

We kijken naar de dieren en zien een uiterst doelgericht beheer en een zorgvuldige voorziening.

 

We kijken naar de sterren en hemellichamen van het universum en zien een majestueuze beweging en verlichting, gericht op belangrijke doelen.

 

We kijken naar het geheel van het universum en zien een perfecte ordening, gericht op verheven wijsheden en waardevolle doeleinden, alsof het een welgeordend land, een stad of een paleis is.

 

Zoals uitgelegd en bewezen wordt in het Eerste Hoofdstuk van het Tweeëndertigste Woord, blijft er -van een enkel atoom tot aan de sterren- zelfs geen ruimte, zo klein als een atoom, over voor enige vorm van partnerschap. Ze zijn zodanig innerlijk met elkaar verbonden dat, degene die niet alle sterren onder zijn gezag heeft en in zijn macht houdt, zelfs geen atoom aan zichzelf zou kunnen onderwerpen. Om werkelijk de Heer van een enkel atoom te zijn, moet hij eigenaar zijn van alle sterren.

 

Bovendien kan degene die -zoals uitgelegd en bewezen in het Tweede Hoofdstuk van het Tweeëndertigste Woord- niet in staat is de hemelen te scheppen en te ordenen, ook niet de unieke identiteitskenmerken in het gezicht van de mens tot stand brengen. Dit betekent dat degene die geen Heer van alle hemelen is, het unieke kenmerk, dat bij ieder afzonderlijk mens hoort, niet in het gezicht van die mens kan plaatsen.

 

Dit is werkelijk een venster zo groot als het universum. Wie hierdoor kijkt, ziet met het oog van het verstand hoe de verzen

اَللّٰهُ خَالِقُ كُلِّ شَىْءٍ وَهُوَ عَلٰى كُلِّ شَىْءٍ وَكِيل لَهُ مَقَالِيدُ السَّمٰوَاتِ وَاْلاَرْضِ

in grote letters geschreven staan op de bladzijden van het universum. Wie dit niet ziet, mist óf verstand, óf een hart, óf leeft als een dier in menselijke gedaante.