33 Vensters naar het Bestaan van Allah

De derde manier: De mens weerspiegelt de goddelijke namen die zich in hem openbaren. Zoals enigszins uitgelegd in het begin van het Derde Hoofdstuk van het Tweeëndertigste Woord, worden meer dan zeventig namen van Allah zichtbaar in de alomvattende aard van de mens. Bijvoorbeeld, via zijn schepping toont hij de namen es-Sāni' (de Kunstenaar) en el-Khāliq (de Schepper), via zijn perfecte vorm toont hij de namen er-Rahmān (de Barmhartige) en er-Rahīm (de Genadevolle), en via zijn verfijnde opvoeding en verzorging toont hij de namen el-Karīm (de Vrijgevige) en el-Latīf (de Subtiele). Aldus toont hij via al zijn ledematen en organen, via al zijn zintuigen en spirituele eigenschappen, en via al zijn bekwaamheden en emoties de verschillende verschijningen en inscripties van de namen van Allah.

 

En zoals er te midden van de namen van Allah de Grootste Naam bestaat, zo is er eveneens onder de inscripties die door deze namen worden gegraveerd de grootste inscriptie, en dat is de mens zelf.

 

O mens, die zichzelf als mens beschouwt! Lees en bestudeer jezelf. Anders loop je het gevaar een mens te worden die niet hoger staat dan het niveau van een dier of levenloos wezen.

 

Het Tweede Punt

Dit punt verwijst naar een belangrijk geheim van de eenheid van Allah. Het is als volgt:

 

De ziel van de mens heeft een bijzondere verbondenheid met het hele lichaam, waardoor het al zijn organen en delen ertoe aanzet elkaar te helpen en ondersteunen.

 

De wetten van de schepping (ewāmir-i tekwīniyya) zijn manifestaties van de goddelijke wil. De ziel, aangeduid als latīfe-i rabbāniyya (een subtiele gave van de Heer), behoort tot deze wetten. Het onderscheidt zich echter doordat het is bekleed met een bestaan.

 

De ziel heeft het vermogen om alle organen en delen tegelijkertijd te beheren, hun verzoeken waar te nemen en hun behoeften zonder enige belemmering te vervullen. Deze veelheid brengt de ziel niet in verwarring. Voor de ziel zijn nabijheid en afstand gelijkwaardig; ze vormen geen belemmering voor elkaar. Indien nodig laat de ziel meerdere delen één enkel deel te hulp schieten. Indien nodig kan ze met elk deel van het lichaam weten, voelen en beheren. En wanneer de ziel een hoge mate van verlichting bereikt, kan ze zelfs met elk deel van het lichaam zien en horen.

 

Aangezien de ziel, die behoort tot de ewāmir-i tekwīniyya van Allah, dergelijke invloed kan uitoefenen in het lichaam van de mens, dat een klein exemplaar vormt van het universum, zijn voor de alomvattende wil en de absolute almacht van Zāt-i Wādjibul-Wudjūd het verrichten van oneindige handelingen, het horen van oneindige stemmen en smeekbeden, en het uitvoeren van oneindige werken nooit moeilijk. Ze vormen geen belemmering voor elkaar, houden Khāliq-i zul-Djelāl niet bezig en brengen Hem niet in verwarring. Hij ziet alles tegelijk en hoort alle geluiden tegelijk. Voor Hem zijn nabijheid en afstand gelijk. Als Hij wil, kan Hij het geheel inzetten om één ding te helpen. Hij kan met alles alles zien, alles horen en alles weten.