33 Vensters naar het Bestaan van Allah

Het Negentiende Venster

تُسَبِّحُ لَهُ السَّمٰوَاتُ السَّبْعُ وَاْلاَرْضُ وَمَنْ فِيهِنَّ وَاِنْ مِنْ شَىْءٍ اِلاَّ يُسَبِّحُ بِحَمْدِهِ

Zoals dit vers uitdrukt, heeft Sāni-i zul-Djelāl de hemellichamen van zóveel betekenissen en wijsheden voorzien, dat het lijkt alsof Hij, om Zijn majesteit en schoonheid uit te drukken, de hemelen heeft doen spreken met zonnen, manen en sterren als hun ‘woorden’. Evenzo heeft Hij aan de wezens in de hemelse ruimte zulke wijsheden, betekenissen en doeleinden verleend, dat het lijkt alsof Hij die hemelse ruimte met donder, bliksem en regendruppels als haar ‘woorden’ laat spreken. Op deze wijze onderwijst Hij de volmaaktheid van Zijn wijsheid en de schoonheid van Zijn barmhartigheid.

 

Bovendien laat Hij de aarde spreken met dieren en planten als haar ‘betekenisvolle woorden’, en toont zo de volmaaktheid van Zijn kunst aan de hele schepping. Evenzo laat Hij planten en bomen spreken met bladeren, bloemen en vruchten als hun ‘woorden’, en verkondigt daarmee opnieuw de volmaaktheid van Zijn kunst en de schoonheid van Zijn barmhartigheid. Ook de bloemen en vruchten, die op hun beurt weer afzonderlijke ‘woorden’ vormen, laat Hij spreken met ‘woordjes’ als zaden en pitten, zodat Hij de fijnste subtiliteiten van Zijn kunst en de volmaaktheid van Zijn goddelijke heerschappij aan schepselen met bewustzijn onderwijst.

 

We zullen nu te midden van de talrijke woorden van lofprijzing één enkele bloem of één enkele plant ons oor lenen en aanhoren wat zij voor ons tot uitdrukking brengen, en leren hoe zij getuigenis afleggen.

 

Inderdaad, elke plant en elke boom toont op zóveel manieren hun Schepper, dat zelfs nauwlettende toeschouwers in verbazing achterblijven en degenen die naar hen kijken uitroepen: ‘Subhanallah, hoe prachtig getuigen ze van hun Schepper!

 

Waarlijk, de lofprijzing van iedere plant, op het moment dat zij als het ware glimlachend spreekt terwijl haar bloemen zich openen en haar kiemplantjes ontspruiten, is even mooi en duidelijk als zij zelf. Want de welgeordendheid die, met elke mooie bloem als mond, het kiemplantje van die bloem als tong en zaden en pitten als woorden, naar de wijsheid verwijst, bevindt zich in een evenwicht dat op kennis wijst.

 

En dat evenwicht is op zijn beurt omhuld door een kunstzinnige versiering, die de vaardigheid toont die tijdens het vervaardigen ervan wordt bezeten. Deze kunstzinnige versiering is op haar beurt gehuld in een gracieuze tooi, die goedgunstigheid en vrijgevigheid uitdrukt. Binnen die tooi bevinden zich verfijnde geuren, die barmhartigheid en weldadigheid aanduiden. De betekenissen van al deze overlappende kwaliteiten vormen samen een zó welsprekende taal van getuigenis, dat zij enerzijds Sāni-i zul-Djemāl met Zijn schone namen en eigenschappen bekendmaakt, en anderzijds de manifestaties van Zijn namen verklaart. Zo leiden ze mensen ertoe Hem te kennen en lief te hebben.