Ouderdom: Troostende Hopen
Helaas had ik tot op dat moment mijn geest gevuld met zowel de filosofische als de islamitische wetenschappen, en ik had volkomen ten onrechte gedacht dat de filosofische wetenschappen een bron van vervolmaking en verlichting waren. In werkelijkheid echter hadden die filosofische kwesties mijn ziel diep verontreinigd en mijn spirituele vooruitgang ernstig belemmerd.
Toen kwam echter, door de genade en vrijgevigheid van Allah, de heilige wijsheid van de Koran mij te hulp. Zoals in vele delen van de Risale-i Nur wordt uitgelegd, heeft zij de vervuiling van die filosofische ideeën weggewassen en mijn ziel gereinigd.
De duisternis die uit de filosofie voortkwam, had mijn ziel verstikt in het universum. Naar welke kant ik ook keek, en waar ik ook naar licht zocht, ik kon in de filosofische denkbeelden geen enkel licht vinden; ik kon er geen adem meer in vinden. Totdat de eenheid van Allah – die de Koran ons leerde via de woorden Lā ilāha illā Hū – als een stralend licht de duisternis volledig verdreef en mij deed ademen in rust.
Maar mijn nafs en de duivel, gesteund door wat zij van afgedwaalde mensen en filosofen hadden geleerd, vielen mijn verstand en mijn hart aan. Alle lof aan Allah, dat deze innerlijke strijd eindigde met de overwinning van het hart.
In vele delen van de Risale-i Nur is een gedeelte van deze innerlijke strijd opgetekend. Hier zal ik, om slechts één duizendste van die overwinning van het hart te tonen, uit duizenden bewijzen slechts één bewijs uiteenzetten.
Moge dit dienen om de zielen van ouderen te reinigen die in hun jeugd hun ziel hebben bezoedeld, hun hart hebben ziek gemaakt en wier ego’s verwaand zijn geworden door kwesties van de filosofie of van de zogenoemde moderne wetenschappen – kwesties die deels dwaling en deels zinloosheid bevatten. Moge het hen bevrijden van het kwaad van de duivel en van de nafs met betrekking tot het geloof in de eenheid van Allah.
Dat bewijs luidt als volgt:
Namens de filosofie sprak mijn nafs tot mij:
“De oorzaken in dit universum hebben, uit hun eigen aard, invloed op al het bestaande. Alles berust op een oorzaak. Vruchten moet men dus aan de boom toeschrijven en graan aan de aarde. Wat betekent het dan om zelfs de kleinste en onbeduidendste schepselen van Allah te vragen en Hem voor alles aan te roepen?”
Toen openbaarde zich – door het licht van de Koran – het mysterie van de eenheid van Allah (tawhīdDe eenheid van Allah) op de volgende wijze:
Mijn hart sprak tot mijn nafs, die verdwaald was geraakt in de duisternis van de filosofie:
“Zelfs het kleinste en onbeduidendste schepsel komt, net als het grootste, rechtstreeks voort uit de macht van de Schepper van het universum en uit Zijn schatkamer. Op geen enkele andere manier kan het zijn. De oorzaken zijn slechts een sluier. Want de schepselen die wij het onbelangrijkst of het kleinst achten, zijn soms, wat kunst en schepping betreft, groter dan de grootste.