Ouderdom: Troostende Hopen

In die brief schreef Abdurrahman met grote ernst en oprechtheid dat hij een afkeer had gekregen van de genoegens van de wereld, en dat zijn grootste verlangen was om bij mij te zijn, mij te dienen in mijn ouderdom, zoals ik hem in zijn jeugd had verzorgd. Ook wilde hij mij met zijn begaafde pen helpen bij de ware taak van mijn leven: het verspreiden van de geheimen van de Koran. Hij schreef zelfs:

 

“Stuur mij twintig of dertig verhandelingen van de Risale-i Nur; van elk zal ik twintig tot dertig exemplaren overschrijven en laten overschrijven.”

 

Die brief gaf mij nieuwe kracht en hoop in deze wereld. Omdat ik een zo moedige, begaafde en hoogst intelligente leerling had gevonden, die mij met meer toewijding en oprechtheid zou dienen dan een eigen kind, vergat ik mijn pijnlijke gevangenschap, mijn eenzaamheid, mijn ballingschap en mijn ouderdom. Voordat hij die brief had geschreven, was een exemplaar van het Tiende Woord – over het geloof in het hiernamaals – in zijn handen terechtgekomen.

 

Het was alsof die verhandeling voor hem een genezende balsem was, die de geestelijke wonden had geheeld die hij in de loop van zes à zeven jaar had opgelopen. Hij schreef mij met een sterk en stralend geloof, alsof hij zijn dood afwachtte. Maar helaas, toen ik dacht dat ik door Abdurrahman nog een gelukkige wereldse periode zou meemaken, bereikte het bericht van zijn overlijden mij ineens.

 

Dat bericht schokte mij zó diep, dat ik zelfs nu, vijf jaar later, nog steeds onder zijn invloed ben. De pijnlijke gevangenschap, eenzaamheid, ballingschap, ouderdom en ziekte waarin ik mij destijds bevond, gaven mij een droefheid, een gevoel van afscheiding en een verdriet dat alles vele malen overtrof. Ik zei bij mijzelf dat met het overlijden van Abdurrahman de andere helft van mijn persoonlijke wereld was gestorven, een wereld waarvan de eerste helft al met het overlijden van mijn moeder was heengegaan. Mijn band met de wereld werd volledig verbroken.

 

Want als hij in deze wereld was gebleven, zou hij voor mij een krachtige steun zijn geweest in mijn dienst aan de Koran, een ware en oprechte opvolger van mij, een bron van troost en een toegewijde metgezel in dit aardse leven. Hij zou bovendien mijn intelligentste leerling, mijn gesprekspartner en de meest betrouwbare bewaarder van de Risale-i Nur zijn geweest. Vanuit menselijk oogpunt is zo’n verlies voor iemand als ik buitengewoon pijnlijk; het brandt in het hart. Hoewel ik uiterlijk probeerde stand te houden, woedde er in mijn ziel een hevige storm. Als de troost die uit het licht van de Koran voortkomt mij niet van tijd tot tijd had gerustgesteld, zou het voor mij onmogelijk zijn geweest dit te verdragen.

 

In die tijd dwaalde ik alleen rond in de valleien en bergen van Barla. Daar, op verlaten plekken, zat ik vaak in verdrietige overpeinzingen verzonken. Terwijl de gelukkige momenten uit vroegere tijden, die ik met trouwe leerlingen als Abdurrahman had gedeeld, als een film aan mijn geestesoog voorbijtrokken, brak de gevoeligheid die ouderdom en ballingschap mij hadden gebracht mijn kracht om weerstand te bieden.