Ouderdom: Troostende Hopen

Veertiende Hoop

 

Het begin van de Vierde Straal, waarin het vers حَسْبُنَا اللّٰهُ وَنِعْمَ الْوَكٖيلُ wordt behandeld, beschrijft in zijn kern het volgende:

 

Eens, toen wereldgerichte mensen mij van alles hadden geïsoleerd en ik daardoor in vijf soorten ballingschap en vervreemding was gevallen, keek ik – door een achteloosheid die uit die benauwdheid voortkwam – niet naar de troostende en hulp brengende lichten van de Risale-i Nur, maar richtte ik mij rechtstreeks op mijn hart en mijn ziel.

 

Ik zag dat een zeer sterke liefde voor eeuwigheid, een hevige gehechtheid aan bestaan, een grote begeerte naar leven, een eindeloze machteloosheid en een grenzeloze behoeftigheid in mij overheersten. Maar een verschrikkelijke vergankelijkheid doofde die gehechtheid aan eeuwigheid uit.

 

In die toestand zei ik, zoals een wanhopige dichter heeft gezegd:

 

“Hoewel mijn hart naar eeuwigheid verlangt, bepaalt de goddelijke wil de vergankelijkheid van mijn lichamelijke bestaan.
Ik ben gevallen in een ongeneeslijke pijn; ach, zelfs Lokman heeft hier geen weet van.”

 

Terneergeslagen liet ik mijn hoofd hangen. Plotseling kwam حَسْبُنَا اللّٰهُ وَنِعْمَ الْوَكٖيلُ mij te hulp en zei tegen mij: “Lees mij aandachtig.” Ik las het vijfhonderd keer per dag.

 

En naarmate ik het las, openbaarden zich aan mij – niet slechts op het niveau van ‘ilm al-yaqīn, maar op het niveau van ‘ayn al-yaqīn – negen bijzondere graden van dit vers, afkomstig uit zijn kostbare lichten.

 

 

Eerste Graad van het Licht van HasbunAllāhu wa Niʿmal-Wakīl

 

De liefde voor eeuwigheid die in mij aanwezig is, is niet bedoeld voor mijn eigen eeuwigheid. Zij komt voort uit het feit dat in mijn wezen een afschijnsel aanwezig is van een manifestatie van één van de Namen van de Volmaakte en Majestueuze Heer, de Bezitter van Absolute Volmaaktheid, Die uit Zichzelf beminnenswaardig is. Die aangeboren liefde, die in werkelijkheid is gericht op het bestaan, de volmaaktheid en de eeuwigheid van die Absolute Volmaakte, had door achteloosheid haar richting verloren en zich gehecht aan het afschijnsel; zij was verliefd geraakt op de eeuwigheid van de spiegel in plaats van op Zijn bestaan, Zijn volmaaktheid en Zijn eeuwigheid die zich erin weerspiegelden.

 

Toen kwam حَسْبُنَا اللّٰهُ وَنِعْمَ الْوَكٖيلُ ,  hief de sluier op, en ik zag, ik voelde en ik ervoer met ḥaqq al-yaqīn dat mijn ware vreugde en gelukzaligheid in eeuwigheid niet liggen in mijn eigen voortbestaan, maar in mijn geloof en overtuiging in de eeuwigheid van de Volmaakte Eeuwige, en in het feit dat Hij mijn Heer en mijn God is.

 

Het bewijs van deze waarheid is uiteengezet in de Vierde Straal in twaalf diepe en verfijnde overwegingen, die zelfs de meest gevoelige harten in verwondering brengen.