Ouderdom: Troostende Hopen

Vijfde Hoop

 

Eens, aan het begin van mijn ouderdom, verlangde ik naar afzondering. Op de Jūshā-Heuvel aan de Bosporus in Istanbul zocht mijn ziel in de eenzaamheid rust. Op een dag keek ik daar, vanaf die hoge top, uit over de horizon en de wijde omgeving. Onder de herinnering aan mijn ouderdom zag ik een uiterst droevig en teder tafereel van vergankelijkheid en afscheid.

 

Vanaf de vijfenveertigste tak van de levensboom – het vijfenveertigste jaar van mijn leven – liet ik mijn blik dwalen naar de lagere takken, de vroegere jaren van mijn leven. Ik zag dat daar, in elke tak, in elk jaar, talloze begrafenissen lagen van mijn geliefden, bekenden en vrienden.

 

Te midden van de smartelijke gevoelens die dat afscheid en die scheiding opriepen, dacht ik – zoals Fuzūlī Bagdadī – aan de vrienden van wie ik gescheiden was, en zuchtte ik:

 

"Telkens als ik aan ons samenzijn denk, begin ik te huilen.

Zolang er adem in dit dorre lichaam is, blijf ik mijn verdriet uitschreeuwen."

 

Zo zocht ik een deur naar troost, naar licht en naar hoop. Opeens kwam het geloof in het hiernamaals mij te hulp. Het schonk mij een onuitdoofbaar licht en een onbreekbare hoop.

 

O mijn eerbiedwaardige broeders en zusters die net als ik oud zijn.

 

Aangezien het hiernamaals bestaat, eeuwig en mooier is dan deze wereld, en aangezien Degene Die ons geschapen heeft zowel de Alwijze als de Genadevolle is, behoren wij niet te klagen of te treuren over onze ouderdom. Integendeel, we moeten er juist tevreden mee zijn. Het is immers een teken dat we ontslagen worden uit de dienst van het leven en mogen vertrekken om te rusten in het rijk van de barmhartigheid – mits we ons leven tot aan onze ouderdom in geloof en aanbidding hebben doorleefd.
 

Inderdaad, de honderdvierentwintigduizend profeten – volgens de overlevering de meest voortreffelijke mensen – hebben, deels door aanschouwing en deels met de zekerheid van haqqal-yaqīn, unaniem getuigd dat het hiernamaals bestaat. Zij hebben bevestigd dat de mens daarheen zal worden geleid en dat de Schepper van het universum Zijn belofte van het hiernamaals zal waarmaken. Deze getuigenis wordt bovendien ondersteund door honderdvierentwintig miljoen ewliyā’s, die met kashf en shuhūd op het niveau van ilmel-yaqīn hetzelfde hebben bevestigd.

 

Daarbij vergen de goddelijke namen van de Alwijze Schepper van dit universum – waarvan de manifestaties in deze wereld zichtbaar zijn – onmiskenbaar een eeuwige wereld. Elk jaar wekt Hij in de lente, door Zijn bevel كُنْ فَيَكُون , ontelbare gestorven bomen en planten weer tot leven als voorbeelden van de opstanding na de dood. En met Zijn eeuwige macht en oneindige wijsheid, zonder verspilling, wekt Hij driehonderdduizend soorten planten en dieren opnieuw tot leven en laat Hij ze zich verspreiden, als honderdduizenden voorbeelden van de wederopstanding.