Ouderdom: Troostende Hopen

Bovendien wijzen Zijn eeuwige barmhartigheid en voortdurende zorg – die alle levende wezens in volmaakt mededogen onderhoudt en voedt, en die in elke lente in korte tijd ontelbare versieringen en schoonheden toont – onmiskenbaar op het bestaan van het hiernamaals. En ook getuigt de intense, onwankelbare, blijvende liefde voor eeuwigheid en het verlangen naar onsterfelijkheid van de mens – de meest volmaakte vrucht van dit universum, het meest geliefde schepsel van de Schepper van het universum en het wezen dat het nauwst met de schepping verbonden is – dat er na deze vergankelijke wereld een eeuwige wereld, het hiernamaals en een oord van eeuwige gelukzaligheid bestaat.

 

Dit alles vormt zo’n overtuigend bewijs dat het bestaan van het hiernamaals even zeker is als het bestaan van deze wereld zelf.

 

Aangezien een van de belangrijkste lessen die de Koran ons leert het geloof in het hiernamaals is, en aangezien dit geloof zó krachtig is en zulk hoop en troost biedt dat zelfs als honderd ouderdommen tegelijk op één persoon zouden drukken, de troost die eruit voortvloeit daaraan voldoende zou zijn, moeten wij, ouderen, zeggen: “Alle lof zij Allah voor de volmaaktheid van de iman” en tevreden zijn met onze ouderdom.

 

 

Zesde Hoop

 

Eens, tijdens mijn pijnlijke ballingschap, toen ik de mensen wilde ontvluchten, verbleef ik eenzaam op de top van de Çam-berg in Barla. In die eenzaamheid zocht mijn ziel naar een licht.

 

Op een nacht zat ik in een open hutje in een hoge dennenboom op die top. Mijn ouderdom herinnerde mij aan drie of vier vormen van eenzaamheid tegelijk. Zoals uitgelegd in de Zesde Brief, raakten die nacht de verlatenheid, de stilte en het droevige geluid van het geritsel en geruis van de bomen mijn gevoeligheid, mijn ouderdom en mijn eenzaamheid diep.

 

Mijn ouderdom fluisterde in het oor van mijn hart:

 

“Zoals de dag verandert in een donker graf en de wereld haar zwarte doodskleed aantrekt, zo zal ook de dag van je leven overgaan in de nacht, de dag van de wereld veranderen in de nacht van de barzakh, en de zomer van je leven in de winternacht van de dood.”

 

Hierop zei mijn nafs noodgedwongen:

 

Zoals ik ver van mijn geboortestreek ben, zo ben ik in de afgelopen vijftig jaar ook gescheiden geraakt van mijn geliefden die gestorven zijn. En omdat ik huilend achter hen ben achtergebleven, is die scheiding nog pijnlijker en droeviger dan de ballingschap uit mijn geboortestreek. Bovendien nader ik een nog pijnlijker en droeviger eenzaamheid dan die welke ik in deze nacht, op deze berg, heb ervaren: de ouderdom vertelt mij dat de tijd van afscheid van de hele wereld nabij is.

 

In deze toestand, waarin ik een ballingschap binnen een ballingschap en een verdriet binnen een verdriet ervoer, zocht ik naar hoop en licht. Opeens snelde het geloof in Allah mij te hulp.