Ouderdom: Troostende Hopen

Het schonk mij zo’n gezelschap dat zelfs als mijn eenzaamheid duizendmaal groter zou worden, die troost nog altijd voldoende zou zijn.

 

Waarlijk, o broeders en zusters die de ouderdom hebben bereikt. Aangezien wij een Barmhartige Schepper hebben, kan er voor ons geen ware ballingschap bestaan. Aangezien Hij er is, is alles er voor ons. Aangezien Hij er is, bestaan ook Zijn engelen. Aldus is deze wereld niet leeg; verlaten bergen en uitgestrekte woestijnen zijn gevuld met de dienaren van Allah. Afgezien van Zijn bewuste dienaren worden zelfs stenen en bomen, wanneer ze door Zijn licht en omwille van Hem worden gezien, tot vertrouwde vrienden die met de taal van hun toestand tot ons spreken en ons vreugde schenken.

 

Waarlijk, even talrijk als de schepselen in dit universum en de letters van dit grote boek der schepping, zijn er bewijzen en getuigen die Zijn bestaan bevestigen. Even talrijk als de organen, zintuigen, voedsel en gaven die levende wezens tot ontvangers van barmhartigheid, zorg en voorzienigheid maken, zijn er bewijzen die Zijn barmhartigheid tonen. Al deze tekenen wijzen ons op onze Barmhartige, Vrijgevige, Nabije en Liefdevolle Schepper, Kunstenaar en Beschermer.

 

En bij Hem is onze zwakte en ons onvermogen de meest aanvaarde voorspraak. Het moment waarop die zwakte en dat onvermogen het grootst zijn, is de ouderdom. Daarom moeten wij de ouderdom, die bij Hem een aanvaarde voorspraak is, niet verafschuwen maar juist omarmen.

 

 

Zevende Hoop

 

Op een dag, aan het begin van mijn ouderdom, toen de lach van de Oude Said veranderde in het huilen van de Nieuwe Said, dachten de wereldse mensen in Ankara dat ik nog steeds de Oude Said was en nodigden zij mij uit om daarheen te komen. Het was laat in de herfst toen ik erheen ging. Ik beklom de burcht van Ankara, die nog ouder, meer versleten en vervallen was dan ikzelf. Zij verscheen mij als versteende vormen van historische gebeurtenissen.

 

De ouderdom van het jaar – de herfst – samen met mijn eigen ouderdom, de ouderdom van de burcht, de ouderdom van de mensheid, de ouderdom van het glorieuze Ottomaanse Rijk, de dood van het kalifaat en de ouderdom van de wereld, dwongen mij daar, op die hoge burcht, in een uiterst droeve en gevoelige toestand terug te kijken naar de valleien van het verleden en vooruit te zien naar de bergen van de toekomst. Omringd door deze vier of vijf duisternissen van ouderdom, ervoer ik in Ankara een van de zwartste gemoedstoestanden. Ik zocht naar een licht, een troost en een hoop.

 

Ik keek naar rechts, naar het verleden, in de hoop daar troost te vinden. Maar het verleden verscheen mij als een reusachtige begraafplaats van mijn vader, mijn voorouders en de hele mensheid die daar geleefd had. Het schonk mij geen troost, maar verschrikking.

 

Daarna wendde ik mij naar links, naar de toekomst, op zoek naar een geneesmiddel. Maar de toekomst verscheen mij als een reusachtige en donkere begraafplaats van mijzelf, mijn tijdgenoten en de toekomstige mensheid. In plaats van vertrouwdheid bracht zij mij verschrikking.