Ouderdom: Troostende Hopen

Want met slechts een glimp van Zijn barmhartigheid laat de Barmhartige, de Genadevolle – Die deze wereld slechts als een tijdelijke herberg heeft geschapen – op het aardoppervlak van deze vergankelijke verblijfplaats, in elke lente, talloze sierlijke en heerlijke gunsten verschijnen, om Zijn gasten voor een korte tijd te verblijden met een overvloedige tafel, als een voorproef van Zijn oneindige gunsten. En daarna, in hun eeuwige verblijfplaatsen, bereidt Hij voor Zijn dienaren in acht eeuwige paradijzen talloze soorten gunsten, voor een oneindige tijd.

 

Aldus vindt hij die zich met geloof aan de barmhartigheid van die Barmhartige toevertrouwt en zijn verbondenheid met Hem beseft, in die barmhartigheid zelf een bron van hulp, die zelfs in haar geringste graad de kracht bezit om de grootste eeuwige verlangens te vervullen.

 

Bovendien straalde het licht dat uit de iman voortkomt, dankzij de waarheid van dat vers, zó helder dat het de duisternis in alle zes richtingen verlichtte als de dag. En dat licht verlichtte mijn toestand van verdriet, toen ik in deze stad en in mijn madrassa achterbleef nadat mijn leerlingen en vrienden waren vertrokken, met deze verhelderende en troostvolle gedachte:

 

“De wereld waarheen je geliefden zijn gegaan, is geen donkere plaats. Ze zijn slechts van verblijf veranderd; jullie zullen elkaar weerzien.”

 

Het deed mij volledig ophouden met wenen en liet mij begrijpen dat ik in deze wereld anderen zou vinden die hun plaats zouden innemen en op hen zouden lijken. Alle lof zij Allah, Die de madrassa van Van door die van Isparta heeft doen herleven, en ook mijn vrienden van daar geestelijk heeft doen herleven door mij nog waardevollere leerlingen en vrienden te schenken.

 

En Hij liet mij begrijpen dat de wereld niet leeg en verlaten is, en dat mijn voorstelling van haar als een verwoeste plaats onjuist was. Want in overeenstemming met Zijn goddelijke wijsheid vervangt de Ware Eigenaar de vergankelijke mensen, en zo hernieuwt Hij als het ware telkens Zijn levende brief. Zoals een boom telkens, wanneer zijn vruchten worden geplukt, nieuwe vruchten voortbrengt, zo is ook in de mensheid deze vergankelijkheid en scheiding niets anders dan vernieuwing en verfrissing. Vanuit het oogpunt van de iman is dit geen pijnlijke droefheid om een vermeend definitief afscheid, maar een zachte droefheid, het verdriet van een tijdelijk afscheid met het vooruitzicht elkaar op een mooiere plaats weer te ontmoeten.

 

En uit die ontzettende toestand verlichtte Hij het donker ogende aangezicht van de schepping. Toen wilde ik vanwege die toestand mijn dank aan Allah uitspreken, en er kwam spontaan een Arabische uitdrukking in mij op die deze waarheid volmaakt beschreef. Ik zei:

 

اَلْحَمْدُ ِللّٰهِ عَلٰى نُورِ اْلاِيمَانِ الْمُصَوِّرِ مَا يُتَوَهَّمُ اَجَانِبَ اَعْدَاۤءً اَمْوَاتًا مُوَحِّشِينَ اَيْتَامًا بَاكِينَ، اَوِدَّاۤءَ اِخْوَانًا اَحْيَاۤءً مُونِسيِنَ مُرَخَّصِينَ مَسْرُورِينَ ذَاكِرِينَ مُسَبِّحِينَ

 

Met andere woorden, het angstaanjagende beeld dat – door de vergetelheid die voortkwam uit de invloed van die toestand – een deel van de schepping mij voorstelde als vijanden en vreemdelingen, een ander deel als ontzagwekkende lijken, en weer een ander deel als wezen die huilden in hun verlatenheid, zie ik door het licht van de iman, op het niveau van aynel-yaqīn, als volgt: