Ouderdom: Troostende Hopen

De eerste waarheid:

 

De verborgen vijanden van mij en van de Risale-i Nur hadden sommige goedgelovige ambtenaren misleid. Zij dachten dat zij de verspreiding van de Risale-i Nur zouden kunnen blokkeren door de publieke waardering voor mij te breken, en zo hadden zij deze ambtenaren aangezet tot zulke vernederende gedragingen.

 

Hierop manifesteerde de goddelijke genade zich – als gevolg van de dienst van de Risale-i Nur aan het geloof – en liet ons zien dat ter compensatie van de vijandigheid van één man, honderd mensen onze dienst aan de Koran waardeerden en ons met mededogen en betrokkenheid eerden en verwelkomden.

 

Zelfs de volgende dag, terwijl ik in het kantoor van de onderzoeksrechter de vragen van de officier van justitie beantwoordde, verzamelden zich op de binnenplaats van het gouvernement, voor de ramen van de rechtbank, wel duizend mensen. Zij leken door hun houding te zeggen: “Doe hen geen onrecht.” De politie kon hen niet uiteendrijven.

 

Het werd in mijn hart geïnspireerd dat deze mensen – in deze gevaarlijke tijd – diep verlangen naar ware troost, een ondoofbaar licht, sterk geloof en een ware blijde boodschap over eeuwige gelukzaligheid. En dat zij hebben gehoord dat hetgeen zij zoeken, te vinden is in de Risale-i Nur. Daarom tonen zij een waardering voor mij die mijn geringe persoon verre te boven gaat, enkel omdat ik – zij het in geringe mate – in dienst ben van de geloofswaarheden.

 

 

De tweede waarheid:

 

Het werd mij ingegeven dat – tegenover de vernederende bejegening van enkele misleide personen, die ons uit de waan van ‘de openbare veiligheid schenden’ onrecht aandeden en de publieke waardering voor ons wilden breken – er de waarderende en prijzende bijval is van talloze mensen van waarheid en zelfs van toekomstige generaties.

 

Inderdaad, tegenover de vernietigende pogingen van anarchie, die zich achter het masker van het communisme schuilhoudt en de openbare veiligheid ernstig bedreigt, werken de Risale-i Nur en haar studenten – met de kracht van īman-i tahqiqī – eraan dit grote verderf overal in het land te stoppen en te breken, en veiligheid en orde te herstellen. En in twintig jaar tijd hebben de rechtbanken van drie à vier provincies en de politie van tien provincies – ondanks de grote verspreiding van de Nur-studenten door het hele land – bij hen geen enkel misdrijf tegen de openbare orde gevonden of geregistreerd.