Ouderdom: Troostende Hopen
Kortom: het uiterst kunstige én moeiteloze ontstaan van alle schepselen toont aan dat zij de werken zijn van een Eeuwige Almachtige, Die over een alomvattende kennis beschikt. Als dit echter niet aan Hem zou worden toegeschreven, dan zou hun bestaan – nog afgezien van talloze moeilijkheden – uit het domein van het mogelijke treden en overgaan in dat van het onmogelijke. In dat geval zou niets tot stand komen, en zelfs de mogelijkheid van hun bestaan zou verdwijnen.
Zo werd, door dit uiterst verfijnde, sterke, diepe en toch heldere bewijs, mijn nafs – de tijdelijke leerling van de duivel en vertegenwoordiger van de dwalenden en de filosofen – tot zwijgen gebracht. En alle lof zij Allah kwam zij tot volledig geloof en zei:
Inderdaad, ik heb een Schepper en Heer nodig Die zelfs de kleinste gedachten van mijn hart en de meest verborgen smeekbeden van mij kent; Die, zoals Hij in staat is de diepste verlangens van mijn ziel te vervullen, ook de gehele wereld kan omvormen tot het Hiernamaals om mij eeuwige gelukzaligheid te schenken; Die, zoals Hij een vlieg schept, ook de hemelen tot stand brengt; Die, zoals Hij de zon aan het gezicht van de hemel heeft bevestigd als een oog, ook een stofje in mijn pupil plaatst.
Want wie niet in staat is een vlieg te scheppen, kan niet ingrijpen in de gedachten van mijn hart, noch de smeekbeden van mijn ziel horen. En wie de hemelen niet kan scheppen, kan mij geen eeuwige gelukzaligheid schenken.
Daarom is mijn Heer Degene Die zowel de gedachten van mijn hart zuivert als de wereld zal omvormen tot het Hiernamaals, zoals Hij de hemel in één uur vult en leegt met wolken. Hij is Degene Die het Paradijs heeft geschapen en de poorten ervan voor mij zal openen, zeggend: “Kom binnen!”
O mijn oudere broeders en zusters, die, net als ik, een deel van hun leven ongelukkig hebben verspild in de duisternis van een zielloze filosofie en materialistische wetenschappen!
Begrijp uit het heilige en voortdurende decreet Lā ilāha illā Hū (“Er is geen god dan Hij”) van de Koran hoe krachtig, waarachtig en onwankelbaar deze heilige zuil van het geloof – het geloof in Allah – is, en hoe zij alle geestelijke duisternissen verdrijft en alle spirituele wonden geneest!
Dit lange verhaal werd wellicht niet door mijn eigen wil opgetekend; het vond zijn plaats in deze verhandelingen, waarin ik de hoop van mijn ouderdom heb uitgesproken. Ik vreesde dat het misschien zou vervelen, maar ik kan zeggen dat het mij werd ingegeven om te schrijven. Hoe dan ook, laat ik terugkeren naar het onderwerp.
Door de grijze haren in mijn haar en baard, en door de ontrouw van een vriend die ik als de trouwste beschouwde, kwam er in mij een afkeer op tegen de schijnbaar schitterende en verleidelijke genietingen van het wereldse leven in Istanbul.