Ouderdom: Troostende Hopen

In een overlevering van de Profeet (saw) wordt vermeld dat elke ochtend een engel roept: لِدُوا لِلْمَوْتِ وَابْنُوا لِلْخَرَابِ

 

Dat wil zeggen: “Jullie worden geboren om te sterven, en jullie bouwen huizen om verwoest te worden.”

 

Deze waarheid hoorde ik niet met mijn oren, maar met mijn ogen.

 

Inderdaad, die toestand bracht mij destijds zó tot tranen dat, telkens wanneer mijn verbeelding gedurende die tien jaar opnieuw dat tafereel oproept, zij nog steeds huilt. Want de verwoeste woningen boven op die oude burcht, die duizenden jaren had doorstaan, en de stad daaronder, die in acht jaar tijd zozeer was verouderd dat zij acht eeuwen oud leek, evenals de dood van mijn madrassa onder de burcht, die eens vol leven was en een verzamelplaats van vrienden, en de dood van de madrassa’s binnen het gehele Ottomaanse Rijk, vormden samen als het ware een geestelijke, immense begrafenis. En de massieve steen van de burcht van Van was als een grafsteen geworden voor die grote begrafenis.

 

Het was alsof mijn overleden leerlingen, die acht jaar eerder samen met mij in die madrassa waren geweest, vanuit hun graven met mij mee huilden. Zelfs de verwoeste muren en verspreide stenen van dat stadje leken mijn verdriet te delen, en ik zag hen alsof zij werkelijk weenden.

 

Toen begreep ik dat ik deze ballingschap in mijn eigen vaderland niet kon verdragen. Ik dacht dat ik óf in het graf moest afdalen, naar hen toe, óf mij moest terugtrekken in een grot in de bergen om daar mijn dood af te wachten.

 

En ik zei dat, aangezien er in deze wereld zulke ondraaglijke, het geduld brekende en brandende scheidingen bestaan, de dood zeker te verkiezen is boven het leven. Een leven met zulke zware pijnen behoort niet tot de lasten die te dragen zijn.

 

Op dat moment liet ik mijn blik dwalen over de zes richtingen, maar ik zag enkel duisternis. Door de onachtzaamheid die voortkwam uit de hevigheid van mijn verdriet, verscheen de wereld mij angstaanjagend, leeg en verlaten, alsof zij op het punt stond boven mijn hoofd in te storten.

 

Terwijl mijn ziel een steunpunt zocht tegenover de ontelbare rampen en tegenslagen die als vijanden op haar afkwamen, en terwijl zij verlangde naar een bron van hulp die haar oneindige verlangens naar eeuwigheid zou kunnen bevredigen, en terwijl zij troost verwachtte voor de droefenis en het verdriet die voortkwamen uit de eindeloze scheidingen, verliezen, verwoestingen en sterfgevallen, werd plotseling de waarheid van het vers

 

سَبَّحَ لِلّٰهِ مَا فِى السَّمٰوَاتِ وَالْاَرْضِ وَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ – لَهُ مُلْكُ السَّمٰوَاتِ وَالْاَرْضِ يُحْيى وَيُمِيت وَهُوَ عَلٰى كُلِّ شَىْءٍ قَدِيرٌ

 

geopenbaard.