Ouderdom: Troostende Hopen
“Bij het onrecht dat mensen jou aandoen is er een groot aandeel van de goddelijke beschikking, die pure rechtvaardigheid is.
En in deze gevangenis bevindt zich het levensonderhoud dat voor jou is bestemd; dat levensonderhoud heeft jou hierheen geroepen. Daartegenover past tevredenheid en overgave.
Ook de goddelijke wijsheid en barmhartigheid hebben hierin een groot aandeel; namelijk om de mensen in deze gevangenis te verlichten, hen troost te schenken en jullie beloning te laten verwerven. Tegenover dit aandeel moet je in geduld duizendmaal dankbaarheid tonen.
En jouw eigen ziel heeft eveneens een aandeel, vanwege haar fouten en tekortkomingen die jij zelf niet kent. Tegenover dat aandeel moet je berouw tonen, vergiffenis vragen en tegen je ziel zeggen: ‘Je hebt deze slag verdiend.’
Bovendien zijn sommige goedgelovige en argwanende ambtenaren, door de listen van jouw verborgen vijanden, misleid en tot dit onrecht aangezet; ook deze vijanden hebben dus een aandeel. Maar de krachtige geestelijke slagen die de Risale-i Nur aan die huichelaars heeft toegebracht, hebben jouw wraak reeds volledig aan hen voltrokken. Dat is voldoende voor hen.
En het laatste aandeel behoort toe aan de ambtenaren die feitelijk slechts als instrument hebben gehandeld. Want hoewel zij de Risale-i Nur hebben bestudeerd met de bedoeling haar te bekritiseren, hebben zij er – zonder enige twijfel – in het opzicht van hun īmānHet geloven in de zes pilaren van het geloof (het bestaan en de eenheid van Allah, de hemelse geschriften, de profeten, de engelen, het hiernamaals en de goddelijke lotsbeschikking).Het geloven in de zes pilaren van het geloof (het bestaan en de eenheid van Allah, de hemelse geschriften, de profeten, de engelen, het hiernamaals en de goddelijke lotsbeschikking). van geprofiteerd. En omwille van het feit dat zij voordeel hebben getrokken, past het dat hun aandeel wordt beantwoord door hen te vergeven, overeenkomstig het geheim van وَالْكَاظِمِينَ الْغَيْظَ وَالْعَافِينَ عَنِ النَّاسِ En degenen die hun woede beheersen en de mensen vergeven. – Koran 3:134 , wat een daad van edelmoedigheid is.
Ik voelde zo’n diepe vreugde en dankbaarheid bij deze waarheidsgetrouwe inspiratie dat ik besloot in deze nieuwe Madrassa al-Yūsufiyya te blijven en zelfs degenen die tegen mij waren, te helpen door een lichte en onschadelijke overtreding te begaan die als reden voor mijn verblijf zou kunnen dienen.
En voor iemand zoals ik – die vijfenzeventig jaar oud is, geen banden meer heeft met de wereld, van wie van de zeventig geliefde vrienden slechts vijf nog in leven zijn, wiens taak in het verspreiden van de waarheden van de Koran wordt voortgezet door zeventigduizend exemplaren van de Risale-i Nur die vrij rondgaan, en wiens broeders en opvolgers de dienst aan het geloof met duizenden tongen zullen voortzetten – is het graf honderdmaal beter dan deze gevangenis.
Zelfs deze gevangenis is honderdmaal comfortabeler en nuttiger dan de zogenaamde vrijheid buiten, waar men onder talloze vormen van onderdrukking leeft. Want buiten moest ik alleen de druk verdragen van honderd betrokken ambtenaren, terwijl ik in de gevangenis, samen met honderd gevangenen, slechts te maken heb met de lichte maatregelen en beperkingen van slechts één directeur en één hoofdgevangenisbewaarder. In ruil daarvoor ontving ik in de gevangenis broederlijke waardering en troost van vele vrienden. En omdat zowel de islam als de gezonde menselijke natuur ertoe aanzetten om in deze toestand medelijden te tonen tegenover een ouderen, wordt de moeite van de gevangenis omgezet in barmhartigheid, waardoor ik mij tevreden stel met de gevangenis.
Toen ik voor de derde rechtszaak verscheen, kon ik door zwakte, ouderdom en ziekte nauwelijks blijven staan. Daarom zat ik buiten, bij de ingang van de rechtbank, op een stoeltje. Plotseling kwam er een rechter naar buiten; hij werd boos en zei verachtelijk: “Waarom staat hij niet rechtop?” Omdat deze onbarmhartigheid mij als oudere trof, werd ik verontwaardigd. Maar op datzelfde moment zag ik dat vele moslims ons omringden, vol mededogen en broederlijkheid; zij maakten geen enkele aanstalten om weg te gaan.
Onmiddellijk werden mij twee waarheden ingegeven.